Peurder geeft palinkje de ruimte
Duizenden krioelende palinkjes konden donderdag van hun vrijheid genieten in de wateren rond Kampen, IJsselmuiden en Grafhorst. Zo’n 18.000 diertjes werden vrijgelaten. Het uitzetten van de vissen is bedoeld als aanzet tot het behoud van palingen in Nederland.
Zo rond 10.30 uur worden de eerste glasaaltjes uitgezet in de IJssel, vlak bij molen d’ Olde Zwarver in Kampen. De drie jaar oude kleine aaltjes worden met een net gehaald uit watertanks die op een vrachtwagen staan. De vislucht is goed te ruiken. De aaltjes gaan in een grote emmer die door twee mannen naar de waterkant wordt gesjouwd. Na enkele meters waden, laten de twee mannen de palinkjes voorzichtig in het water glijden.De diertjes zijn maar 8 tot 14 centimeter lang en wegen rond de 10 gram. Het is dan ook al snel een heel gekrioel van kleine palinkjes in het water. Degene die de eerste periode overleven, kunnen binnen een tot drie jaar volgroeid zijn. Ze worden dan zo’n 28 centimeter lang en 1 tot 2 pond zwaar.
Het initiatief voor het uitzetten van de palingen komt van de Peurvereniging Kampen-IJsselmuiden-Genemuiden (KIJG), die de enige is in zijn soort. Het gebeurt ter gelegenheid van het 35-jarig bestaan van de stichting. Paling staat op de lijst van bedreigde diersoorten in Nederland. De vissen die worden uitgezet, zijn gekweekt bij twee bedrijven in Putten en Spakenburg.
De vereniging zet zich in voor behoud van een eeuwenoude visvorm, het peuren. Peuren naar vissen gebeurt niet met een vishaak, maar met een grote kluwen wormen die aaneengeregen zijn met een draad. Het geurspoor van de wormen trekt de palingen aan.
„In de jaren 70, toen de vereniging werd opgericht, vingen we met peuren nog 300 tot 400 palingen op een avond. Nu zijn we al blij als we er 3 of 4 vangen”, zegt J. W. van Riesen, secretaris van de peurvereniging.
In de Nederlandse wateren komen steeds minder palin-gen voor. Dat heeft meerdere oorzaken, aldus Van Riesen. „In Spanje en Portugal wordt de glasaal gezien als een delicatesse. Daardoor kunnen de dieren niet uitgroeien tot paarrijpe palingen. Ze worden al gevangen voordat ze zich kunnen voortplanten.” Een andere oorzaak is het schone water in Nederland. „Daardoor kunnen aalscholvers de palingen makkelijker zien.”
Waren er in de jaren 70 nog maar zo’n 700 broedparen in Nederland, inmiddels loopt het aantal aalscholvers in de tienduizenden. Er zijn inmiddels methoden om dolfijnengeluiden uit te zenden in het water. Dolfijnen zijn natuurlijke vijanden van aalscholvers.
Ook gemalen zijn debet aan de daling van de palingstand. „Daarnaast staan er bij de Afsluitdijk veel fuiken. Palingen hebben haast een tomtom nodig om daar langs te komen.” Wel heeft Van Riesen begrip voor de vissers. „Zij moeten natuurlijk ook wat verdienen.”
Stichting De Noordzee, een milieuorganisatie die zich onder andere inzet voor de bescherming van de paling, reageert niet onverdeeld blij op het uitzetten van de 18.000 glasalen. „Het is positief dat de peurvereniging iets wil doen, maar ze handelt op eigen houtje”, aldus woordvoerster Margreet van Vilsteren. Ze denkt dat een goed gecoördineerde actie waar wetenschappers bij betrokken zijn, veel meer zin heeft. „Kampen is ook niet de juiste plaats om de palingen uit te zetten. Een deel wordt weer gevangen op het IJsselmeer en ook de peurvereniging zelf zal een aantal palingen vangen. Ik snap best dat mensen het leuk vinden om te peuren, maar het is van belang dat de palingen worden teruggezet.”
Van Vilsteren denkt dat er in Zeeland betere plekken zijn om palingen uit te zetten, op de grens van brak en zoet water. De palingen moeten voldoende kans krijgen om de Sargassozee bij de Bermuda-eilanden te bereiken, waar de dieren zich voortplanten.
Inmiddels is er in Europees verband al actie ondernomen voor de palingstand. Zo mogen glasalen op termijn niet meer worden geëxporteerd naar China.
Stichting De Noordzee is bovendien voor een totaalverbod op de vangst van palingen. „Zelfs als er nu wordt gestopt met vissen, is de palingstand pas over tachtig jaar hersteld.”
Van Vilsteren zou graag zien dat vissers worden ingezet bij het behoud van de lage palingstand. De woordvoerster zegt dat de kennis van de vissers daarbij goed kan worden gebruikt.