Europees aanhoudingsbevel
Na instemming van de Italiaanse premier Berlusconi zal het Europese aanhoudingsmandaat zijn beslag krijgen in alle vijftien EU-lidstaten, nadat de nationale parlementen de noodzakelijke wetswijzigingen hebben doorgevoerd; naar verwachting in 2004. Een overzicht:
- Het aanhoudingsmandaat geldt voor een lijst van 32 misdrijven: deelname aan criminele organisaties, terrorisme, mensenhandel, seksuele uitbuiting van kinderen en kinderporno, drugshandel, illegale wapenhandel, corruptie, fraude, witwaspraktijken, namaak van de euro, computercriminaliteit, milieumisdrijven, hulpverlening aan illegale vluchtelingen, moord en doodslag, orgaanhandel, ontvoering, racisme en vreemdelingenhaat, georganiseerde diefstal, kunstsmokkel, oplichting, afpersing, namaak van producten, vervalsing van documenten, vervalsing van betaalkaarten, hormonenhandel, handel in radioactief materiaal, handel in gestolen voertuigen, verkrachting, brandstichting, kaping van vliegtuigen en schepen, sabotage en alle misdrijven die onder het Internationaal Strafhof zullen vallen. Daarbij geldt nog de beperking dat het alleen mag gaan om misdrijven waarop een maximumstraf staat van minstens drie jaar in het land dat om uitlevering vraagt.
Uitlevering mag alleen plaatsvinden als de verdachte niet al eerder voor exact hetzelfde misdrijf is veroordeeld. Ook mogen misdrijven in principe niet zijn verjaard in het land dat om uitlevering vraagt.
Een andere EU-lidstaat kan in principe alleen om uitlevering vragen als het feit is gepleegd op het grondgebied van dat land. Uitlevering is niet mogelijk voor feiten die zijn gepleegd in het land waaraan uitlevering is gevraagd. Dit vrijwaart Nederland van mogelijke uitlevering voor drugshandel, abortus of euthanasie, die onder moord of doodslag zouden kunnen vallen in de omschrijving in bepaalde lidstaten. Uitlevering geldt ook niet voor zaken die niet strafbaar zijn in de lidstaat waaraan overdracht van een verdachte wordt gevraagd.
Een lidstaat wordt niet verplicht vervolging in eigen land in te stellen als het gaat om feiten die in dat land zelf zijn gepleegd. Ook dit vrijwaart de liberale Nederlandse wetgeving.
Het EU-aanhoudingsmandaat heeft een terugwerkende kracht voor misdrijven die zijn gepleegd tussen het moment van inwerkingtreding, naar verwachting in 2004, en 1 november 1993, de datum waarop het Verdrag van Maastricht officieel geldig werd. Lidstaten behouden echter de vrijheid om deze terugwerkende kracht voor een kortere termijn te laten gelden of helemaal geen terugwerkende kracht in te voeren. Daardoor kan Italië bijvoorbeeld verzoeken om uitlevering voorkomen voor premier Berlusconi vanuit Spanje, waar hij is beschuldigd van corruptie.
Het aanhoudingsbevel geldt bovendien niet voor personen die parlementaire of politieke onschendbaarheid genieten.
Nationale politici mogen niet meer tussenbeide komen in uitleveringsverzoeken en kunnen deze ook niet meer weigeren, zoals ministers van Justitie dat in het verleden wel konden.
Een uitleveringsverzoek mag worden gedaan door een rechter in de verzoekende lidstaat. Een rechterlijke autoriteit, bijvoorbeeld een rechter-commissaris dient in het land dat moet uitleveren te beslissen of daaraan gevolg wordt gegeven.
Als de verdachte instemt met uitlevering dient dit binnen tien dagen te gebeuren. In alle andere gevallen moet de rechter in het land dat moet uitleveren binnen zestig dagen een besluit nemen. Deze termijn is uiterlijk met dertig dagen te verlengen.