Met het wisselen van de vlaggen gingen de veren officieel over in handen van de stichting. Die werd opgericht door de gemeenten Aalburg, Heusden, Waalwijk, Werkendam en Zaltbommel met als doel de veerverbindingen Capelse veer, Drongelse veer en Bernse veer in stand te houden.De vijf gemeenten hebben voor de overname van de veren ruim 22 miljoen euro gekregen van het Rijk. Dat bedrag moet voldoende zijn om de ponten gedurende dertig jaar te exploiteren en passanten tariefvrij over te kunnen zetten.

Zo’n 625.000 auto’s en vrachtauto’s, 31.000 landbouwvoertuigen en 200.000 (brom)fietsers maken jaarlijks gebruik van de vaarverbindingen tussen Sprang-Capelle-Dussen, Drongelen-Waalwijk en Bern-Herpt.

Volgens Peter Groenestein, voorzitter van de Stichting Bergsche Maasveren, zijn de verbindingen belangrijk. „Ze hebben duidelijk een maatschappelijk belang. Daarnaast zorgen de veerdiensten voor ontlasting van het wegennet, verbetering van de verkeersveiligheid, stimulering van het fietsen. Bovendien leveren ze een positieve bijdrage aan het functioneren van de regionale economie.”

De veerdiensten horen sinds het begin van de jaren negentig van de vorige eeuw niet meer tot de hoofdinfrastructuur van Nederland. Dat was reden voor Rijkswaterstaat om de veren af te stoten. „Gelukkig hebben we in goed overleg het heffen van tol en een verslechtering van de dienstregeling weten te voorkomen”, aldus wethouder Van Groos van Waalwijk.

De veerdiensten over de Bergsche Maas varen al sinds 1904. Rijkswaterstaat wilde de veren al langer overdoen aan de vijf gemeenten. Die verzetten zich daar aanvankelijk tegen. Met de afkoopsom van 22 miljoen euro gingen de gemeenten alsnog overstag.