Dr. Arntzen: Biddag moet boetedag zijn
Dr. M. J. Arntzen beleeft voor de tweede keer een financiële crisis. Herinneringen aan de jaren dertig wellen op. Aan de diepe armoede, de steuntrekkers die in de rij stonden voor een stempel. Ze schikten zich, zegt de emeritus predikant binnen de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt (GKV). „Het besef van Gods slaande hand is nu, ook onder christenen, uitgehold.”
Al te optimistische verwachtingen en zorgeloze uitgaven veroorzaakten begin jaren dertig van de vorige eeuw een beurskrach. De zeepbel spatte uiteen, de werkloosheidscijfers explodeerden.Een vergelijking met de huidige crisis gaat echter al gauw mank. Banken waren solide, niet zo roekeloos als nu, zegt de 96-jarige dr. Arntzen, die destijds op de depositoafdeling van de Twentsche Bank werkte. „Mensen leefden bovendien heel anders dan nu. Slechts een enkeling had een auto, telefoon of wasmachine. De meesten leidden een sober leven.”
De familie Arntzen kon het hoofd boven water houden. De vader van de huidige emeritus predikant werkte op de beursvloer, als zogenoemd commissionair in effecten. Zijn zussen hadden het minder gemakkelijk. Zij gaven „voor een grijpstuiver” les op de kweekschool. Op het accountantskantoor waar zijn broer werkte, bleek „schraalhans keukenmeester.”
„Opstand was er niet”, herinnert dr. Arntzen zich. „Ook niet in de communistische veenkoloniën in Groningen.” De houding van de bevolking kenmerkte zich door lijdzaamheid, wat besmuikt gemopper ten spijt. „Er was geloofsvertrouwen. Vanaf de kansel klonk dat we ons dienden te schikken onder het oordeel van God. Ook de armoede uit zondag 10 van de catechismus kwam uit Zijn vaderlijke hand. Nu zijn we zo verwend. Geestelijk en stoffelijk. Vroeger vierde je vakantie in de bossen of in Noordwijk. Nu reizen we de hele wereld over. Zondag 10 kwam onder kritiek te staan.”
De crisisjaren zorgden ervoor dat Arntzen in 1942 hulpprediker werd in plaats van predikant. Plattelandsgemeenten van berooide boeren hadden geen geld om een herder te onderhouden. Er was een groot aantal kandidaten in de Gereformeerde Kerken in Nederland. Om hen te helpen, werd er een fonds in het leven geroepen. Hulppredikers ontvingen een jaarlijkse toelage van 2500 gulden.
Minister Bos had gelijk toen hij de banken aanwees als hoofdschuldige van de crisis, is dr. Arntzen van mening. „Maar uiteindelijk zijn we allemaal debet aan de problemen. De wereldgelijkvormigheid is doorgedrongen tot in alle kerken. Hoevelen hebben niet voor een half procent meer rente hun geld op een IJslandse bank gezet?”
„Eigenlijk”, peinst dr. Arntzen hardop, „zou biddag dit jaar een boete- en bededag moeten zijn, zoals de kerk die vroeger belegde bij ramp of onheil. We hoeven geen personen aan te wijzen, maar kunnen ons wel samen verootmoedigen en onze verkeerde houding belijden. Mensen spraken vroeger nogal eens over Gods slaande hand. Dat besef is, ook onder christenen, uitgehold.”
De theoloog bepleit behalve boete ook gebed voor het bedwingen van de werkloosheid. „Niet zozeer om onze welvaart terug te krijgen, maar om de akelige gevolgen van werkloosheid te voorkomen. Thuis zitten is een vloek.”
De oudste predikant binnen de GKV –hij woont in een bejaardentehuis in Bilthoven– hoopt dat de crisis mensen ertoe zal nopen weer afhankelijk te worden van God, dat er bezinning zal ontstaan op de materialistische levensstijl en het consumentisme. „Al was het maar dat het besef doordrong dat er machten zijn die boven ons staan. Een terugkeer tot God de Vader zie ik nu niet, maar die komt er wellicht wel.”