Volgens de Rekenkamer heeft Rotterdam onvoldoende gecontroleerd hoe het geld voor aanpak van achterstanden in het onderwijs is besteed. Door de scholen ingediende plannen zijn niet getoetst terwijl de gemeente evenmin prioriteiten stelde en gebrekkig sturing gaf.

Scholen in Rotterdam krijgen jaarlijks 85 miljoen gulden van de rijksoverheid om een leerachterstand van hun scholieren aan te pakken. Van de 54.000 Rotterdammertjes op basisscholen hebben er 37.000 een leerachterstand. Deze kinderen zitten op 185 scholen die vallen onder 27 schoolbesturen. De Rekenkamer stelt dat de gemeente Rotterdam de regie meer in handen moet nemen omdat zoveel instanties zich bezighouden met onderwijsachterstanden.

De gemeente Rotterdam onderschrijft de conclusies, maar merkt wel op dat de onderzoekers te weinig hebben gekeken hoe het beleid tot stand is gekomen.

Een van de in totaal 32 door de Rekenkamer vastgestelde tekortkomingen is dat de gemeente niet systematisch heeft gekeken welke resultaten eerder al waren geboekt en hoe ze daar haar voordeel mee had kunnen doen. Verder wordt de invoering van een Rotterdams Onderwijsachterstandenverslag aanbevolen.

„De gemeente weet van de meeste scholen niet hoe het geld is besteed. Een verslag daarvan zou handig zijn. Ga toe naar een gewone subsidieverordening, want gelden worden nu al toegekend voordat de activiteitenplannen er zijn. Controle is simpel te realiseren, maar de gemeente moet wel om de verslagen vragen”, vindt R. Mul, directeur van de Rekenkamer Rotterdam.

Rotterdam wijst er op dat het rijk aanvankelijk geen duidelijke richtlijnen stelde. Mul vindt dat een te simpele voorstelling van zaken voor het ontbreken van de noodzakelijke regie. „Het was de bedoeling dat de gemeente daarvoor zou zorgen. Dat is het doel van decentralisatie.”

De gemeente zegt inmiddels maatregelen te hebben verwerkt in het plan voor de periode 2002–2006 waardoor de verantwoording van financiële middelen verbetert. De overheid heeft een strengere controle aangekondigd op doelmatigheid en rechtmatigheid van het uitgegeven geld.