Overlever sneuvelt toch
Na vier jaar te hebben overleefd op het tumultueuze ministerie van Justitie, sneuvelt VVD-politicus mr. A. H. (Benk) Korthals nu als minister van Defensie. De waarheid achterhaalde hem, en maakte een einde aan een lange, vruchtbare carrière.
Zijn vader werd in 1959, na dertien jaar lidmaatschap van de Tweede Kamer, minister van Verkeer en Waterstaat (en vice-premier) in het kabinet-De Quay. Zoon Benk trad in 1998 in diens voetsporen door minister van Justitie te worden. Híj had op dat moment zestien jaar in de Kamer gezeten.
Justitie was voor Korthals jr. een eervolle post, en tegelijk een beloning voor een uitstekende reputatie. Sinds 1982 had hij zich laten gelden als een gedegen jurist en een hardwerkend kamerlid. In 1994 werd hij vice-fractievoorzitter. Als oliemannetje zorgde hij achter de schermen voor een goed functionerende fractie, zodat partijleider Bolkestein zijn handen vrij had voor het werk in de spotlights.
Zó’n vent had Bolkestein bij de start van het tweede paarse kabinet nodig voor Justitie. Want D66-politica Sorgdrager had er op het departement vier jaar lang een potje van gemaakt. Ze had nauwelijks greep op drugsinfiltranten (IRT-affaire), verzuimde wetten aan te melden bij de EU (Securitel-affaire), liet de gezochte Surinaamse ex-dictator Bouterse lopen en zag zich tot overmaat van ramp geconfronteerd met een opstandig College van Procureurs-Generaal.
Korthals zette gedisciplineerd in op rust in de tent. In dat verband vergeleek hij zichzelf eens met de gelaten Russische romanfiguur Oblomov - waarop de Kamer hem overigens hardhandig inwreef dat luihuid geen politieke deugd kan zijn. De liberale bewindsman zong het echter enkele jaren uit. Al zag ook hij zich op een kwade dag geconfronteerd met een onbekende IRT-informant.
Echte problemen kwamen er pas vanaf het jaar 2000. Allereerst was Korthals verantwoordelijk voor het falen van politie en justitie in de Dover-zaak, waarbij 58 illegale Chinezen stikten in een Rotterdamse vrachtauto. Vervolgens stond hij voor de onmogelijke taak de Kamer uit te leggen dat justitie bij gebrek aan celcapaciteit tal van bolletjesslikkers had heengezonden.
Helemaal tegen het einde van zijn ambtstermijn was er plotseling de bouwfraudezaak. Korthals moest de Kamer meedelen dat hij de bouwers van de veel te dure Schipholtunnel niet meer kon laten vervolgen, omdat het OM al een schikking met hen had getroffen. Hij zei van die schikking niets te weten, wat volgens het rapport van de enquêtecommissie „onjuist” is.
Die conclusie kende VVD-fractieleider Zalm nog niet toen hij Korthals in juli voordroeg om minister van Defensie in het nieuwe kabinet te worden. De politieke overlever, zoals hij toen al enkele maanden werd genoemd, was de enige paarse bewindsman die overging naar het kabinet-Balkenende.
Ditmaal was het de bedoeling dat Korthals rust in de tent zou brengen bij Defensie, dat nog door de parlementaire enquête over Srebrenica heen moest. Bovendien kon zijn politieke gezag goed worden gebruikt voor de grote bezuinigingsoperatie en de bijbehorende reorganisatie die departement en krijgsmacht te wachten stonden.
Het is exact dat gezag dat Korthals vreest te verliezen door het harde oordeel van de parlementaire enquêtecommissie. Zelf vindt hij de conclusie over zijn optreden in de bouwfraudezaak te hard, omdat hij misschien wel had moeten weten van de schikking met de Schiphol-bouwers, maar die kennis op het cruciale moment niet paraat had. Hij wil echter niet als de spreekwoordelijke ’bungelende minister’ door het leven gaan, zeker niet aan het hoofd van een departement waarop zulke zwaarwegende besluiten moeten worden genomen.
Aldus kwam er donderdag een einde aan een lange carrière in de Haagse politiek. Voor zowel Korthals als zijn partij is het een opluchting. Korthals, die toch al geen kandidaat was voor de komende kamerverkiezing, kan zich weer gaan bezighouden met zijn hobby’s, lezen en sporten. De VVD wordt in campagnetijd niet belast met een bungelende minister.