Nawijn overleeft vertrouwenscrisis
Opnieuw is LPF-minister Nawijn (Vreemdelingenzaken en Integratie) in de Tweede Kamer met de schrik vrijgekomen. In een spoeddebat over zijn publieke uitspraak dat de Kamer „één groot ritueel” zou zijn, overleefde hij een motie van wantrouwen van de gehele oppositie minus de SGP.
De motie kwam van SP-leider Marijnissen, die ook het spoeddebat had aangevraagd, en was medeondertekend door de fractieleiders Bos (PvdA), De Graaf (D66), Rouvoet (ChristenUnie) en Teeven (Leefbaar Nederland) en door kamerlid Rosenmöller van GroenLinks. Uiteindelijk stemden 44 kamerleden voor de motie en 85 tegen.
Marijnissen verklaarde bij het indienen van de motie dat minister Nawijn hem niet had kunnen overtuigen van zijn goede bedoelingen. Tot woede van de LPF weigerde de SP-voorman te geloven dat Nawijn de Kamer als zodanig nimmer in een kwade reuk heeft willen stellen, maar zijn pijlen slechts op de werkwijze had gericht.
Andere oppositiefracties zegden het vertrouwen in Nawijn om eigen redenen op. Volgens de PvdA is Nawijns kritiek op de Kamer minder erg dan zijn eerdere uitlatingen over de doodstraf, maar is het wel de druppel die de emmer doet overlopen. Ook voor CU-leider Rouvoet was de maat nu vol. Hij noemde de bewindsman een „recidivist, sterker: hij lijkt wel een veelpleger.”
GroenLinks-kamerlid Rosenmöller zei het Nawijn zeer kwalijk te nemen dat hij het cynisme bij burgers over de politiek in de hand werkt. Teeven (Leefbaar Nederland) vergeleek de minister met een clown. „Clowns moet je uit de gelederen verwijderen, zoals ik dat in mijn partij heb gedaan”, zei hij verwijzend naar de mislukte poging van communicatietrainer Ratelband om lijsttrekker te worden.
Als enige VVD’er sloot ook kamervoorzitter Weisglas zich bij de motie van wantrouwen aan. „Ik heb sinds zaterdag veel kritiek gehad op Nawijn”, verklaarde hij na afloop van het debat. „Hij heeft woensdag niet zo gesproken dat hij mij kon overtuigen. Het gaat om de positie van de democratie. Die is door deze minister schade toegebracht.”
Ook tegenstanders van de motie van wantrouwen uitten dinsdag harde kritiek aan het adres van minister Nawijn. Zo noemde VVD-leider Zalm de uitspraken van Nawijn na enig aandringen van Marijnissen „ongeloofwaardig.” Feller was CDA-fractievoorzitter Verhagen, die Nawijn vergeleek met een pruilend kind en zijn uitspraken typeerde als „vrij irritant” en „een beetje dom.”
Toch zagen CDA en VVD geen reden de minister heen te zenden. Verhagen zei hem op zijn daden te beoordelen, bijvoorbeeld op het uitvoeren van moties. Zalm toonde begrip voor Nawijns stellingname dat hij de uitspraken niet als minister, maar als kandidaat-kamerlid had gedaan.
Een geheel eigen rol in het debat vervulde zowel de LPF als de SGP. LPF-kamerlid Eerdmans was de enige die het ronduit voor Nawijn opnam. „De minachting die de SP uitspreekt voor Nawijn is beneden alle peil”, zei hij. „Het gaat meer om bloed aan de paal dan om een inhoudelijk debat. Er lijkt wel sprake van een rituele slachting.”
Ook SGP-voorman Van der Vlies nam afstand van de minachting van Marijnissen, maar rekende de bewindsman wel zwaar aan dat hij „heeft bijgedragen aan een sfeer die we absoluut niet moeten hebben.” In de loop van het debat gaf hij Nawijn in overweging beter na te denken over hoe bepaalde uitspraken kunnen overkomen.
Uiteindelijk diende Van der Vlies een motie in die het optreden van de minister als „onverstandig” beoordeelt en hem oproept te kiezen voor óf zijn ministerschap óf zijn kandidatuur voor de Kamer. Daarmee sloot hij aan bij de herhaalde verzuchting van Nawijn zelf dat hij het moeilijk vindt deze hoedanigheden te combineren. De SGP steunde de motie van wantrouwen niet, maar gaf Nawijn het voordeel van de twijfel. De eigen motie kreeg alleen steun van GroenLinks.
Veel kritiek kwam er ook op de stellingname van premier Balkenende. „Te sparend en te ontwijkend”, vond de SGP, „te zwak”, aldus de ChristenUnie, „te weinig gezag uitstralend”, volgens D66. VVD-leider Zalm vond het onterecht dat Balkenende de motie van wantrouwen tegen Nawijn niet wilde ontraden, maar het oordeel aan de Kamer overliet, en zei dat hij de bewindsman daardoor liet „bungelen.” Zalm ontlokte aan Balkenende alsnog een duidelijker stellingname door even te dreigen voor de motie te stemmen.
Balkenende was tegen de motie, omdat Nawijn volgens hem oprecht had bedoeld de werkwijze van de Kamer te bekritiseren, zonder het parlement als hoogste (controle)orgaan van het land ter discussie te willen stellen. Hij noemde de uitspraak dat de Kamer „één groot ritueel” zou zijn onverstandig, maar zei dat te accepteren van een kandidaat-kamerlid.