Kerk & religie

„Ouders spreken weinig over geloof”

Ouders spelen een centrale rol in de overdracht van geloof en godsdienst op hun kinderen. In rooms-katholieke kring heeft men echter niet geleerd over het geloof te spreken. „Het is meer iets wat gedaan en beleefd wordt dan met woorden wordt uitgedrukt”, stelt drs. Toke Elshof.

Klaas van der Zwaag
5 February 2009 09:25Gewijzigd op 14 November 2020 07:14
TILBURG – Drs. Toke Elshof: „De praktijk in katholieke kring is dat de godsdienstige opvoeding in toenemende mate op de schouders van de moeders rust.” Foto Sjaak Verboom
TILBURG – Drs. Toke Elshof: „De praktijk in katholieke kring is dat de godsdienstige opvoeding in toenemende mate op de schouders van de moeders rust.” Foto Sjaak Verboom

Elshof promoveert vrijdag aan de Faculteit Katholieke Theologie van de Universiteit van Tilburg op de studie ”Van huis uit katholiek. Een praktisch theologisch, semiotisch onderzoek naar de ontwikkeling van religiositeit in drie generaties van rooms katholieke families” (uitg. Eburon, Delft).Het lijkt een nuanceverschil. Iemand die zegt: „Ik ben van huis uit katholiek”, bedoelt doorgaans dat hij of zij vroeger thuis wel kennis heeft gemaakt met de rooms-katholieke godsdienst, maar daar zelf weinig meer aan doet. Zegt men echter: „Ik ben katholiek van huis uit”, dan betekent dit dat het geloof in het volwassen leven een rol is blijven spelen.

Beide uitdrukkingen geven volgens Elshof aan dat het gezin en de familie een belangrijke rol spelen in de ontwikkeling van de religiositeit van kinderen. Deze centrale rol wordt bevestigd door religiositeitsonderzoek, door de praktijk binnen parochies en door de ervaringen van ouders. „Religieuze opvoeding staat of valt bij wat thuis gebeurt. Het kerkelijke leven kan hooguit ondersteunen wat ouders zelf al doen.”

Elshof (1957) is afkomstig uit het welzijnswerk. Na haar studie theologie aan de Katholieke Theologische Universiteit te Utrecht werkte ze als catechesedocent en in het pastoraat in de parochie, onder jongeren en studenten en als ziekenhuispastor. Haar proefschrift beschrijft de ontwikkeling van religiositeit binnen drie generaties van rooms-katholieke families. Via biografische diepte-interviews met grootouders, ouders en jongeren is onderzocht hoe religiositeit vorm en betekenis krijgt.

Elshof constateert dat de godsdienstigheid van de grootouders bepalend is geweest voor het geloof van de ouders. „De praktijk in katholieke kring is dat de godsdienstige opvoeding in toenemende mate op de schouders van de moeder rust. In de godsdienstige opvoeding die zij geven, doen de moeders vaak een beroep op de godsdienstige opvoeding die zij zelf vroeger hebben gekregen. De godsdienstigheid van de grootouders werkt op die manier door in de opvoeding van hun kleinkinderen.”

Elshof heeft ontdekt dat de godsdienstigheid van de grootouders, van de ouders en van de kleinkinderen in elke generatie een eigen kleur heeft, maar dat er ook overeenkomsten zijn: het geloof wordt vooral belichaamd en minder verwoord. Het gelovig zijn heeft niet zozeer met het hoofd en de mond te maken, maar met hart en handen: met praktijken van liefde, zorg en omzien naar anderen.

Het spreken over het eigen gelovig zijn speelt in elke generatie een ondergeschikte rol. „Dat hangt samen met de godsdienstigheid die van generatie op generatie is overgedragen en die geworteld is in het verzuilde katholieke verleden. Daar had het godsdienstig zijn vooral collectieve, vanzelfsprekende en rituele trekken. De persoonlijke verwoording speelde minder een rol.”

Sindsdien staat elke generatie voor de opgave om in het eigen huiselijke leven aan het gelovig zijn vorm te geven op een manier die bij die tijd past. „En in de loop van de tijd gaat de verwoording een grotere rol spelen: onze cultuur is er een van individuele mondigheid.”

Elshof concludeert dat ouders op het vlak van kerk en godsdienst minder sturend en minder lang sturend zijn dan op andere gebieden. Er is sprake van een religieuze individualisering binnen het gezin. „Terwijl vroeger de onkerkelijke jeugd zich diende te verantwoorden vindt er nu een omgekeerde tendens plaats van kerkelijke ouders die zich daarover verontschuldigen tegenover hun onkerkelijke kinderen.”

Onkerkelijkheid is vaak niet een bewuste keuze, maar men groeit er gewoon in op. „Onkerkelijkheid spreekt onder jongeren net zo vanzelf als in de generatie van de grootouders het kerkelijk zijn vanzelf sprak.”

Elshof benadrukt de fundamentele plaats van het gezin als plek van warmte en liefde. „Kerkelijk ouders beseffen de waarde om op die plek het geloof over te brengen. Ze belichamen zo het kerkelijke inzicht dat het christelijk gezin een kerk in het klein is. Het huiselijke en familiale leven is een van de weinige plaatsen waar kinderen nog met het godsdienstig zijn te maken krijgen. Het gezin kan het echter niet alleen: het heeft inbedding in de geloofsgemeenschap nodig.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer