Vader was verdachte na vermissing Sybine Jansons
De Utrechtse politie heeft Arjen Jansons, de vader van de in 1999 vermoorde 13-jarige Sybine, wekenlang als verdachte beschouwd. Dat heeft de man „geschokt.”
Jansons schrijft dat in zijn boek ”In het bos zijn de wilde dieren. De moord op Sybine Jansons” (uitg. Van Gennep, Amsterdam), dat vandaag wordt gepresenteerd.Precies tien jaar geleden werd het meisje uit Maarn vermist. Haar lichaam werd vijf weken later gevonden. In het najaar van 1999 kon de politie de dader, de beruchte zedenmisdadiger Martin C., arresteren. Hij is uiteindelijk veroordeeld tot 17,5 jaar cel en tbs, ook voor het verkrachten van twee jonge vrouwen later in 1999.
Jansons schrijft dat de politie er wekenlang terdege rekening mee hield dat Sybine Jansons van huis was weggelopen en dat haar familie de hand had in de verdwijning. Dat zou dan te maken kunnen hebben met de geloofsopvoeding thuis. De familie Jansons is kerkelijk meelevend en verbonden aan de gereformeerde kerk. Sybine was enkele keren een weekend meegeweest met de EO-jongerenclub Ronduit.
Drie weken na de vermissing trok de politie „wel zeer rigoureus” het alibi van vader Jansons na. Zo werden zijn collega’s op het werk gehoord. Ook is de woning van Jansons doorzocht, tot en met de kruipruimte toe.
Zeer ontstemd zijn de gezinsleden over politieverhoren op 8 februari 1999, drie weken na de vermissing. Zowel vader, moeder als Sybines zusje Hanna (toen 10 jaar) werden ondervraagd, ook over de geloofsopvoeding. Vader Jansons kreeg onder meer de vraag of hij wel eens met Sybine over de dood sprak. „Denken ze soms dat ik leider van een zelfmoordsekte ben?” noteert Jansons in zijn boek. „Ik antwoord dat ik weleens over mijn opvattingen over het leven na de dood heb gesproken, in een Bijbelse context. We spraken tenslotte wel vaker over het christelijk geloof.”
Moeder Jansons was „razend” over het urenlange politieverhoor op 8 februari 1999, waarin zou worden gezinspeeld over het weglopen van Sybine. In de weken daarvoor hadden de ouders „al zo vaak aangegeven dat er geen enkele reden is om aan te nemen dat Sybine uit zichzelf zou weglopen. We weten zeker dat ze aan ons gehecht is.”
Vader Jansons zegt te begrijpen dat „iedereen verdachte is zolang de zaak niet is opgelost”, maar vraagt zich af of de politie „de goede prioriteiten” stelt. „Als bijna alles erop wijst dat de dader niet in de familie- en relatiesfeer gezocht moet worden, maar dat hier sprake is van een zedenmisdrijf, moet je dan niet alle inspanningen richten op het nagaan van de handel en wandel van de 10.000 zedendelinquenten in Nederland?”
In het boek kraakt Jansons meer harde noten over de werkwijze van de politie. Zo verbaast hij zich erover dat het onderzoek naar zedendelinquenten zich aanvankelijk vooral richtte op 1400 potentiële verdachten in de politieregio Utrecht. „We leven toch niet meer in een tijd dat mensen zich met paard en wagen verplaatsen? Misdadigers houden zich niet aan provinciegrenzen.”
Jansons noemt het „schokkend” dat Martin C. al in het voorjaar van 1999 in beeld was. Hij citeert een artikel uit het Recherche Magazine (2003) over de zaak-Jansons. „In Amsterdam-Amstelland werd de naam van C. genoemd, maar omdat deze hierbij verkeerd gespeld werd, kon de naam niet in de landelijke systemen worden gevonden.” Jansons: „Als de politie niet in verschillende regio’s was ingedeeld, was Martin C. misschien eerder opgespoord.” Dan had hij „niet de kans gekregen” om later in 1999 nog twee vrouwen te verkrachten.
De zaak-Jansons behoort tot de grootste onderzoeken van de Utrechtse politie.
Hard haalt vader Jansons uit naar advocaten die zedenmisdadigers proberen vrij te pleiten, hoewel ze weten dat die schokkende misdrijven op hun geweten hebben. „Voor mij als christen was het schokkend te ervaren hoe advocaten hun waarden en normen van zich af lijken te schudden op het moment dat ze hun toga aantrekken. Natuurlijk moet een moordenaar adequaat en naar de maatstaven van de wet verdedigd worden, maar het is toch immoreel om er alles uit te willen halen als je weet dat de verdachte een gevaar voor de samenleving is.”