Ondernemer tussen een ondernemersvolk
Na 23 jaar predikant te zijn geweest, is de hervormde predikant ds. J. Maas afgelopen zondag met emeritaat gegaan. Als hij terugblikt op zijn ambtelijke leven, ziet hij dat ook een predikant zichzelf moet kunnen zijn. „Anders loop je op je tenen, en dat houd je niet vol.”
Volgens ds. Maas zijn er altijd mensen die iets met de predikant willen worden. Of voor wie je het nooit goed genoeg doet. „Ik herinner me nog dat garagehouder Louisse in Goes boven de deur had geschilderd: tevredenheid van klanten is ons doel”, vertelt ds. Maas, zelf gewezen garagehouder. „Ik vroeg aan hem: „Hoeveel van uw klanten gaan tevreden naar huis?” Hij zei: „Ongeveer driekwart.” Dat ben ik nooit vergeten. Je hebt nooit iedereen achter je staan.”Ds. Maas is niet altijd predikant geweest. Bijna twintig jaar heeft hij een garage gehad in het Zeeuwse Heinkenszand, dat net als zijn geboorteplaats Borssele in Zuid-Beveland ligt.
Het bedrijf was voor de garagehouder alles. „Het was zes dagen werken. En de zevende dag voor jezelf. Maar eigenlijk zag ik de kerk alleen van de buitenkant.” Toch werd de bedrijfsleider op een keer getroffen door de preek. Hij leerde meer en meer dat God niet alleen een God van het oordeel is. „Ik ben nogal radicaal, recht op de man af. Zo ben ik ook geraakt door het Evangelie.”
De roeping tot het ambt van predikant hangt daarmee samen. „Er zijn nog zo veel mensen die net zo leefden als ik. Hun wilde ik het Evangelie bekendmaken.”
Directheid
Toen braken drukke jaren aan voor de 32-jarige predikant in opleiding. Het autobedrijf in Heinkenszand werd aangehouden om brood op de plank te hebben en de studie te bekostigen. Ook moest hij de tijd nemen om in de avonden eerst het vereenvoudigd vwo-diploma te halen en vervolgens te blokken voor de examens van de theologische opleiding. „Het was een hectische tijd. Als ik geen vrouw had gehad die alles in huis deed, had ik het niet gered.”
Om studie en werk te combineren verhuisden ds. Maas, zijn vrouw en hun zes kinderen vanuit Zeeland naar Hendrik-Ido-Ambacht. Dat ligt ongeveer tussen Heinkenszand en de Universiteit Utrecht, waar hij studeerde. Toch bleven het volle dagen. ’s Ochtends om vijf uur ging de wekker om te gaan studeren, om acht uur reisde ds. Maas naar Utrecht. „In de namiddag belde ik naar Heinkenszand hoe het met de zaak ging. Als het moest, ging ik nog even op en neer naar Zeeland. Zaterdag werkte ik sowieso voor het bedrijf.”
Toch rondde Maas de studie binnen de gestelde tijd van vijf jaar af. In 1986 werd hij beroepbaar gesteld. Zijn eerste gemeente werd Zetten en Andelst in de Betuwe. Ds. Maas diende van 1990 tot 1995 de stadsgemeente Amstelveen. De directheid van de Amsterdammers kon hij wel waarderen. „Ik vond het heerlijk.” Ook kon hij, ondanks de verschillen die er waren, goed overweg met zijn collega’s.
Tijdens deze jaren in zijn tweede gemeente bleef de predikant bijleren, door te studeren aan de Vrije Universiteit van Brussel. Hij leerde er een exegesemethode met vier grondregels voor een goede uitleg van een Bijbeltekst. „Wat staat er precies, wat betekende het voor de mensen toen, wat betekent het voor vandaag en hoe zeg ik het zo eenvoudig mogelijk. „Die regels heb ik in mijn ambt altijd gebruikt. Ik merkte ook bij gemeenteleden dat dit verstaan werd. Regelmatig hoorde ik: „staat er niet zoiets als…?” Er schuilt echter een gevaar als we teksten niet letterlijk kennen. De duivel begon ook met een verdraaiing van de Schrift.”
Brussel kende destijds een theologische richting met niet onomstreden visies op de Bijbel. Toch stak ds. Maas veel op aan de Belgische universiteit. „Van de docenten leerde ik het respect voor de grondtalen. Hun gevoelige plek was dat ze hamerden op bijvoorbeeld de context van een oudtestamentische Bijbeltekst en daarbij de lijnen naar het Nieuwe Testament niet doortrokken. Maar dat deed ik zelf wel.”
Ondernemersvolk
Daarna ging de weg naar Oud-Beijerland. „Ik verstond die mensen. Het is een ondernemersvolk van a tot z. En dat was ik ook. Ik had al snel contact en zo kon ik ook verder spreken over geestelijke zaken.”
De volgende gemeente was het Veluwse Wekerom. Volgens de predikant was de mentaliteit van de gemeenteleden enigszins vergelijkbaar met die van zijn eerste gemeente in de Betuwe. „Ze zullen nooit de eerste keer alles over zichzelf vertellen. Amsterdammers leggen ogenblikkelijk hun leven voor je open. Bij Veluwenaren gaat dat niet zo snel. Ik wist dus dat er veel meer geestelijk leven aanwezig was dan ze zeiden, en dat is een zegen.”
Met die afwachtende houding heeft ds. Maas geen moeite gehad. „Als je het gewonnen hebt, ben je een van hen.”
De dorpelingen van Nieuwe-Tonge en Herkingen karakteriseert hij als „openhartig.” Wel lijdt de predikant onder de scheuring van 2004, die ook in het Flakkeese dorp diepe sporen trekt. „Toen ik in 2005 predikant van Nieuwe-Tonge en Herkingen werd, kwam ik op de brokstukken terecht. Het voordeel: ik kende niet degenen die weggegaan waren. Aan de andere kant: bij rouw en trouw kom je elkaar altijd weer tegen.”
De 65-jarige predikant is vanwege zijn leeftijd met pensioen gegaan. „Officieel mag je tot je zeventigste verbonden blijven aan een gemeente. Maar omdat ik in 1996 een nier heb afgestaan aan m’n dochter, ben ik sneller moe. Na de operatie merkte ik pas dat preken zwaarder is dan ik altijd gedacht had. Ik heb maar één accu in plaats van twee. Daar moet ik voorzichtig mee zijn.”
De predikant en zijn vrouw blijven op het eiland Goeree-Overflakkee wonen. Laconiek: „Ze bakken immers overal brood, toch?” Ze hebben inmiddels een appartement in Herkingen gekocht, met uitzicht op het Grevelingenmeer.
Wel blijft ds. Maas preken, zo lang hij nog kan. „Dat is zo mooi, zo mooi.” Het blijft even stil. Dan met een doordringende blik in de ogen: „Dat je Christus mag verkondigen.”