Amsterdam is maar een wereldstadje
„Alles wordt overal meer van hetzelfde, maar in iedere plaats neemt de verscheidenheid toe.” Met deze paradoxale formule typeerde de socioloog prof. dr. A. de Swaan (UvA) zaterdagmorgen het verschijnsel mondialisering.
De Swaan sprak op de congresdag van het jubilerende Amsterdamse CSFR-dispuut Amstelodamense. In de globaliserende cultuur onderscheidde hij stedelijke centra van verschillend niveau. Amsterdam hoort daarbij tot het tweede niveau: een wereldstadje. Vanuit Amsterdam kijken we naar New York, Londen en Parijs als de wereldsteden bij uitstek. Dat is echter eenrichtingsverkeer. Zij zien ons niet staan. Amsterdam heeft echter weer een uitstralingsfunctie naar het omliggende gebied.De verhouding tussen stad en provincie is ook het thema van de lustrumbundel die ter gelegenheid van het 50-jarig bestaan van het Amsterdamse dispuut verscheen. Een aantal stellingen daaruit werd ’s middags in een forum besproken. De stelling van dr. Stefan Paas dat het belangrijker is dat christenen in de stad wonen dan op het platteland, vond bij de forumleden niet zonder meer instemming. De econoom Niels Visser, verbonden aan het Amsterdamse gemeentestichtingsproject Hoop voor Noord, ziet de vraag naar de woonplaats niet als de belangrijkste. „Het gaat erom dat wij naar Gods wil handelen.” Godsdienstpsychologe Joke van Saane vond de tegenstelling stad-platteland een erg kunstmatige. „Je moet als christen in de stad gaan wonen als je je daar thuis voelt. Anders niet.”
Ook op de stelling dat christenintellectuelen zich veel meer moeten uitspreken in het publieke debat, reageerde Van Saane afwijzend. „Christenintellectuelen zijn geen mooie afgeschermde groep. Zij moeten zich alleen in het debat mengen omdat ze wat te vertellen hebben. Mogelijk kan dat te maken hebben met hun christen-zijn. Je moet niet deelnemen aan het publieke debat om anderen te willen overtuigen.” Zij vindt het ook niet zinvol om als christelijke professionals bij elkaar te gaan zitten.
De arts Nico Wolfswinkel, lid van een groep christenartsen, wees vanuit de zaal op de waarde van de bezinning in een club gelijkgezinden. Daardoor wordt men gescherpt om het publieke debat aan te gaan.
Amerikaans protestantisme
De derde stelling die aan de orde kwam had betrekking op het voorbeeldkarakter van het Amerikaanse protestantisme. De econoom Wilko Spaan vindt de boodschap van voorgangers als Bill Hybels en Rick Warren nogal eenzijdig. De zondigheid van de mens komt nauwelijks aan de orde; het is een marketingchristendom met veel entertainment. Over Tim Keller oordeelde Spaan aanzienlijk positiever.
„Als kerken meer missionair zijn, zullen zij niet meer over bijzaken twisten”, zei hij. „Het gaat erom de drempels voor de kerk te slechten.” Projecten als Via Nova, Hoop voor Noord en de Stadshartkerk noemde Spaan als inspirerende voorbeelden.
„Maar het Amerikaanse protestantisme”, beklemtoonde hij, „kan ook leren van de gereformeerde traditie uit Nederland. God is er niet om onze behoeften te vervullen. Wij kunnen de werking van Gods Geest niet organiseren.”
Joke van Saane wees erop dat het Amerikaanse protestantisme veel aandacht heeft voor allerlei wetenschapsresultaten. Meer dan in Nederland worden deze invalshoeken in de theologie geïncorporeerd.