Limburg herdenkt honderd jaar mijngeschiedenis
Honderd jaar geleden, in 1902, richtte de Nederlandse overheid de Nederlandse Staatsmijnen op. Daarmee kwam in Limburg de industriële steenkoolwinning op gang. Voor een groot aantal instellingen en organisaties in Limburg is dit aanleiding om vanaf deze week tot maart volgend jaar een groot aantal lezingen, herdenkingen, excursies, filmvoorstellingen en tentoonstellingen te organiseren.
Al in de Middeleeuwen werd bij Kerkrade steenkool gewonnen, zij het op kleine schaal. Rond 1900 werden de eerste industriële steenkolenmijnen opgericht, waarbij het initiatief vooral berustte bij Belgische, Duitse en Franse geldschieters. Dat leidde tot de oprichting van acht particuliere mijnen. Als reactie op die overheersende positie van de buitenlandse eigenaren besloot de Nederlandse regering in 1902 zelf mijnen op te richten, de Staatsmijnen. In totaal twaalf mijnen zouden gedurende 75 jaar de mijnbouw in Nederland beheersen.
Naast het winnen van steenkool gingen de Staatsmijnen zich steeds meer bezig houden met nevenactiviteiten op het gebied van chemie. Daardoor overleefden de Staatsmijnen de mijnsluitingen eind jaren zestig, begin jaren zeventig, en groeiden uit tot een multinational (Dutch State Mines, DSM).
In de bloeitijd van de mijnen werkten 50.000 „koempels” in de schachten onder vaak schrijnende omstandigheden. In tegenstelling tot het aangrenzende buitenland zijn in Zuid-Limburg de meeste tastbare herinneringen aan de mijnindustrie verdwenen. Oude mijngebouwen en mijnterreinen maakten plaats voor woonwijken, industrieterreinen en recreatiegebieden.
Omdat de mijnen een groot historisch en cultureel stempel op Limburg hebben gedrukt, nam de Universiteit Maastricht (UM) het initiatief om de mijngeschiedenis weer „zichtbaar” te maken. Vanaf deze week tot maart organiseert een groot aantal instellingen activiteiten in een aantal Limburgse steden die aandacht besteden aan de mijngeschiedenis.
Zo zijn er films in Venlo, lezingen in Geleen en Heerlen, excursies in Kerkrade en tentoonstellingen en theatervoorstellingen in Maastricht. Daarbij wordt onder meer aandacht geschonken aan de inrichting van de mijnstreek, de architectuur, de schone schijn rond de bedrijfscultuur van de mijnen en de tienduizenden buitenlandse arbeiders die zich in Limburg vestigden. Er wordt ook ingegaan op de mijnkoloniën waarin de mijnwerkers woonden, de rol van de kerk en de katholieke vakbonden en de antirandstedelijke Limburg-politiek van monseigneur Poels, die in de jaren twintig en dertig het Limburgse arbeidersleven organiseerde.
Ook is er aandacht voor grote evenementen en instelingen die uit de rijke mijngeschiedenis zijn voortgekomen, zoals het Wereld Muziek Concours WMC in Kerkrade en zelfs de Universiteit Maastricht.