De les van Robbeneiland
Een lijmsteengroeve op Robbeneiland. Dat was de ’campus’ waar jonge ANC-gevangenen -onder extreem zware lichamelijke omstandigheden- kennis oppikten, „zo gretig dat menigeen over een academische graad beschikte toen aan hun politieke detentie een einde kwam.”
Prof. dr. F. A. van der Duyn Schouten zou Nederlandse jongeren de les die hij meenam van het Zuid-Afrikaanse eiland voortdurend willen voorhouden: „Het zou ronduit dwaas zijn dergelijke omstandigheden onze jonge mensen toe te wensen”, zei hij donderdagmiddag in zijn jaarlijkse diesrede. „Het zou echter even dwaas zijn hen zo in de watten te leggen dat ze het recht op universitair onderwijs als een vanzelfsprekendheid gaan beschouwen.”Met zijn rede nam Van der Duyn Schouten afscheid als rector magnificus van de Universiteit van Tilburg. Tijdens zijn ruim negen jaar durende rectoraat legde hij meermalen de vinger bij de houding van studenten: „Te weinig bevlogenheid, te weinig nieuwsgierigheid, te weinig inzet. Daarmee heb ik overigens een niet-onaanzienlijk deel van onze studenten tekortgedaan, omdat zij wel aan die verwachtingen voldeden.”
Als rector bezocht Van der Duyn Schouten tal van plaatsen in de wereld. „Graag loop ik dan wat rond. Een campuswandeling van een uur verschaft je een beter beeld dan welke gelikte powerpointpresentatie ook.” De ’campus’ op Robbeneiland, waar stiekem lesgegeven werd terwijl de gevangenen in de blakerende zon lijmsteen hakten, vond hij het indrukwekkendst.
„De enorme verbreding van de instroom van studenten heeft in Nederland tot een algehele verlaging van de motivatie geleid”, zegt de scheidende rector magnificus desgevraagd. „De universiteiten hebben daar zelf aan bijgedragen: doordat ze op de output werden afgerekend, lieten ze toe dat het onderwijs schoolser werd. Dan krijg je studenten voor wie kennisverwerving niet genoeg weegt en bij wie die vreselijke vraag voor in de mond ligt: „Moet ik dit ook kennen voor het tentamen?” Zijn dat de leidinggevenden van de toekomst? Dat kunnen we ons in een globaliserende wereld niet veroorloven.”
Inmiddels zijn er pogingen tot verbetering. „De universiteiten bieden meer ruimte voor excellentie. Studenten kunnen zich onderscheiden door extra programma’s te volgen. Dat wordt ook gestimuleerd door de komst van -zeer gemotiveerde- buitenlandse studenten. Die eisen waar voor hun geld.” Het aangaan van internationale contacten en het aantrekken van studenten uit het buitenland werd een speerpunt van het Tilburgse beleid.
Vraagtekens plaatst de vertrekkende rector bij het streven naar „een naadloze aansluiting” van het voortgezet onderwijs op het hoger onderwijs, waarmee voortijdige uitval moet worden tegengegaan. „Laten we dat vooral niet overdrijven. Als een student in zijn eerste studiejaar nooit zijn zekerheden ter discussie gesteld ziet, mankeert er iets aan het universitair onderwijs.”
Kwaliteitsverhoging van het wetenschappelijke onderzoek en onderwijs zag Van der Duyn Schouten als een belangrijke taak. „De neuzen moesten dezelfde kant uitgezet worden. We stelden de internationale norm als maatstaf voor de waarde van onderzoek. Pas daarna komt de maatschappelijke betekenis in beeld. Daarmee voorkom je dat een universiteit dingen doet die een ander ook kan doen. Wetenschappelijk onderzoek moet door zijn niveau en aanpak uniek zijn.”
Theologie
Tot die wetenschap behoort ook de theologie, is Van der Duyn Schoutens overtuiging. „Dat werd betwist, want het is niet empirisch meetbaar. Aan alle betrokken universiteiten raakte theologie in de knel. Evenals de Vrije Universiteit in Amsterdam hebben wij een tegengeluid laten horen.”
Ook binnen de vanouds rooms-katholieke universiteit in Tilburg woedde daarover een heftige discussie. „Uiteindelijk was er toch een breed draagvlak voor een eigen plaats van de theologie. Het is echter wel de kleinste faculteit, dus haar positie blijft kwetsbaar. De grootste zorg is eigenlijk de afname van het aantal theologiestudenten.”
Van der Duyn Schouten gaat tot 1 april met verlof. Gedeelten van die periode wil hij bij vakgenoten in Israël en de Verenigde Staten doorbrengen. Daarna gaat hij leidinggeven aan Netspar, het wetenschapsnetwerk rond levensloop, pensioenen en vergrijzing. „Niet meer de harde wiskunde die ik vroeger doceerde, al zit er overlap in.”
Een halve dag per week zal hij besteden aan het werk in de Onderwijsraad, waarin hij vorige week werd benoemd. „Daar ben ik met het hele onderwijsbestel bezig, van kleuterklas tot universiteit. Voor het voortgezet onderwijs komt de ervaring als bestuurslid van het reformatorische Wartburg College van pas. In het basisonderwijs zie ik de ervaringen van mijn kleinkinderen.”