Afghaanse ’oorlogsmisdadigers’ betogen bij Kamer
Ongeveer honderd Afghaanse vluchtelingen betogen donderdag voor het gebouw van de Tweede Kamer. Ze vinden het onterecht dat de overheid hen of hun familieleden blijft beschouwen als vermeende oorlogsmisdadiger, waardoor ze geen verblijfsvergunning krijgen.
De demonstranten vinden dat inhumaan, omdat velen van hen al vele jaren in ons land zijn zonder dat er enig bewijs is geleverd voor de daden waarvan ze worden verdacht. De Tweede Kamer spreekt donderdagmiddag over het kabinetsbeleid voor deze groep. „Wij zijn geen oorlogsmisdadiger", staat op een T-shirt van een man geschreven.De Afghanen houden spandoeken vast met teksten als „IND schendt onze rechten" en „Foute kinderen bestaan niet". Met fluitjes en trommels maken de betogers lawaai om aandacht voor hun zaak te vragen. Ook de afgelopen dagen stonden er Afghanen voor de ingang van het parlementsgebouw.
CDA-Kamerlid Van de Camp uitte donderdag kritiek omdat ook Afghaanse kinderen dagenlang hebben gedemonstreerd. „Ik vind het onverstandig om kleine kinderen de hele week met een bord voor de Tweede Kamer te laten lopen. Daar heb je de ouders voor".
Nederland mag geen asielbescherming bieden aan vluchtelingen die worden verdacht van oorlogsmisdaden. Deze zogeheten 1F’ers kunnen vaak echter niet worden uitgezet, omdat ze in hun land van herkomst het risico van vergelding lopen. Maar van een rechtszaak komt het meestal ook niet, omdat het erg moeilijk is om bewijsmateriaal te verzamelen.
Toch houden de vluchtelingen hun 1F-stempel, waardoor zij, hun partner en kinderen geen verblijfsstatus krijgen. Velen zijn al langer dan tien jaar in Nederland.
Ze vinden het onrechtvaardig dat de regering haar beleid ten aanzien van een hele groep baseert op een algemeen ambtsbericht uit 2000, terwijl volgens de asielzoekers en organisaties als Amnesty International aan de juistheid ervan kan worden getwijfeld. De Afghanen vinden dat ze een verblijfsvergunning moeten krijgen totdat alle individuele zaken zijn beoordeeld.