„Slachtoffer praat niet over huiselijk geweld”
Slachtoffers van huiselijk geweld zijn terughoudend om openlijk over het geweld dat zij ondervinden te vertellen. Niet zelden berust deze inschatting op de reële angst dat de onveiligheid nog erger zal worden.
Dat stelden J. J. Pols en A. ten Brinke maandagmiddag in een lezing op een symposium over huiselijk geweld, georganiseerd door Eleos, stichting gereformeerde geestelijke gezondheidszorg.
Vrouwen die met huiselijk geweld te maken hebben, voelen zich daar vaak verantwoordelijk voor. Dat leidt tot schaamte, schuldgevoelens en nog verdere geheimhouding. Gereformeerde vrouwen ervaren echtscheiding doorgaans niet als oplossing voor de problemen, maar zien tegelijkertijd geen uitweg voor de problemen waarin zij zich bevinden. Daardoor kunnen zij in een ernstig dilemma terechtkomen, mede ook gelet op de veiligheid van de kinderen, aldus Pols en Ten Brinke.
Het zien of ondervinden van geweld heeft dikwijls schadelijke gevolgen voor kinderen. Geweld vormt een bedreiging voor een veilige hechting van kinderen en hun ouders en heeft een negatieve invloed op de sociaal-emotionele ontwikkeling van kinderen en adolescenten, aldus de Eleos-behandelaars.
Binnen Eleos is de laatste jaren meer aandacht gekomen voor geweld binnen echtpaarrelaties en gezinnen. Geweldsproblemen zijn doorgaans goed behandelbaar. De praktijk wijst uit dat geweldsproblemen vaak in een te laat stadium naar buiten komen, waardoor hulp vaak niet goed meer mogelijk is, stellen de Eleos-medewerkers.
De achterban waartoe de Eleos-hulpvragers behoren, kenmerkt zich over het algemeen nog door hechte sociale netwerken, zoals school, kerk en familie. Voordeel daarvan is dat adviezen van verwijzers, zoals huisartsen, kerkenraadsleden en leerkrachten, mits goed geplaatst, nog relatief veel gezag genieten. Het is van belang dit aspect nadrukkelijk te gebruiken, om zodoende de kans op een goed verloop van de hulp te vergroten, aldus Pols en Ten Brinke. Het verdient volgens hen aanbeveling om de verwijzers beter in te schakelen bij de verdere behandeling.