„Relaties christenen en joden tot ver in elfde eeuw hecht”
De relaties tussen christenen en joden waren, anders dan vaak wordt gedacht, tot ver in de elfde eeuw „hecht.” Tot deze opmerkelijke conclusie komt Elizabeth Boddens Hosang in het proefschrift ”Establishing boundaries”, waarop ze morgen in Tilburg promoveert.
De rooms-katholieke theologe (1961) onderzocht „bronnen die tot dusver niet geraadpleegd waren op het gebied van de relatie tussen joden en christenen”: concilieteksten uit de vierde tot de zesde eeuw waarin kerkleiders iets zeggen over die relatie. Ze vulde haar bevindingen aan met behulp van archeologisch materiaal.De concilieteksten -uit Spanje, Turkije, Antiochië en Gallië (Frankrijk)- beschrijven volgens de onderzoekster de situatie zoals die destijds bestond, „en die was dat de relatie tussen de twee sterk verwante geloofsgroepen hecht en goed was. De gewone gelovigen hadden in elk geval geen problemen met elkaar.”
Deze situatie duurde, aldus Boddens Hosang, tot ver in de elfde eeuw voort. „Dat de kerkleiders daar moeite mee hadden, werd vooral ingegeven door de wens duidelijke grenzen te stellen tussen de twee groepen.”
Kunt u dat toch eens toelichten?
„De teneur van mijn proefschrift is: Ga teksten van kerkvaders niet uit hun context halen, want dat is heel gevaarlijk. Neem Johannes Chrysostomus. Toegegeven, Chrysostomus schrijft niet positief over de joden. Maar ga je zijn preken in hun context lezen, dan blijkt dat hij zich niet richt tegen de joden, maar tegen de christenen! Hij ziet dat ze nog steeds contacten onderhouden met joden, dat ze de synagoge nog wel bezoeken, en meedoen met joodse feesten. Dáár wil hij paal en perk aan stellen. Hij houdt zijn eigen gelovigen dus voor: zó zijn onze regels. En dat zie je in de concilieteksten ook terugkomen. Ik heb ze allemaal doorgeploegd - vanaf het concilie van Elvira in 305 tot zesde-eeuwse concilieteksten in Gallië.”
Maar het valt toch niet te ontkennen dat een kerkvader als Augustinus zich in ongunstige termen over joden uitliet?
„Augustinus heb ik tot mijn grote spijt niet meer kunnen onderzoeken, ik heb me moeten beperken tot de kerkleiders die in het gebied woonden waar de concilieteksten zijn opgesteld. Augustinus heeft veel over de joden geschreven, in zijn ”Traktaat tegen de Joden” bijvoorbeeld. Maar ook hij zal te maken hebben gehad met eigen gelovigen die zich aangetrokken voelden tot het jodendom. Hij waarschuwt hen ook niet alleen voor de joden, maar ook voor de arianen, de nestorianen. Eigenlijk zie je pas vanaf de zesde, zevende eeuw dat joden in kerkelijke teksten als godsmoordenaars worden getypeerd.”
Uit uw dissertatie rijst een ander beeld dan bijvoorbeeld uit het standaardwerk van Hans Jansen, ”Christelijke theologie na Auschwitz”, naar voren komt. Het lijkt de eerste eeuwen wel wat te zijn meegevallen met het antisemitisme.
„Dat klopt. Hans Jansen heeft ook andere bronnen gebruikt. Ik heb de concilieteksten ernaast geplaatst, wat nog nooit eerder is gebeurd. En dan moet je toch zeggen dat de contacten tussen christenen en joden heel hecht geweest zijn. Een aansprekend voorbeeld vind ik altijd weer de bepaling uit de vierde eeuw die christenen verbiedt hun land te laten zegenen door joden. Nogal wat christenen vonden „dat de Joodse Zegen krachtiger is dan de christelijke Zegen…””
En toch: dat de kerkvaders en concilies zich vooral tot hun eigen mensen richtten, sluit toch niet uit dat hun taalgebruik anti-joods was?
„Het is wel anti-joods, maar - op een leerhuisavond heb ik het wel eens zo gezegd: Als je kind van 16 voor het eerst wil uitgaan in Amsterdam, en je bent daar eigenlijk heel bezorgd over, wat doe je dan? Juist, dan zeg je dat Amsterdam een heel gevaarlijke stad is, waar je echt niet alleen over straat kunt lopen enzovoort. Ben je daarmee tegen Amsterdam op zich? Nee. En zo is het hier ook.”
Maar antisemieten kunnen zich misschien toch wel op sommige kerkvaders beroepen, zoals de nazi’s Luther maar al te graag citeerden?
„Zodra teksten uit hun context worden gehaald, kan dat tot levensgevaarlijke situaties leiden.”
Uw promotieonderzoek is gesubsidieerd door de L. J. Mariastichting. De Rooms-Katholieke Kerk, met beslist een lange antisemitische traditie, zal zeker blij zijn met de uitkomsten.
„Het wordt inderdaad als een belangrijke studie ervaren, ja. Ook vanuit joodse hoek zijn de reacties positief. Overigens valt zeker niet alleen de Rooms-Katholieke Kerk te beschuldigen van antisemitisme; de hele christelijke traditie zit er vol mee. Feit is wel dat de Rooms-Katholieke Kerk er in de jaren zestig in het document ”Nostra Aetate” duidelijk afstand van heeft genomen.”