Marie wordt wijzer dan Maarten
Nergens hebben jongens zo weinig zin in lezen als in Nederland. „Ik schrik daarvan", zegt staatssecretaris Adelmund van Onderwijs. De leerprestaties van een deel van de Nederlandse jongens dreigen zorgwekkend ver achter te gaan lopen bij die van de meisjes.
Uit haar eigen jeugd weet Adelmund nog heel goed dat onder de slogan “Marie, word wijzer!” juist meisjes aangevuurd werden hun leerachterstand in te halen. Nu worden de rollen omgedraaid. Maarten moet wijzer worden. En zijn.
Het was voor de bewindsvrouw een van de weinige dingen om te schrikken toen ze dinsdag de resultaten van het onderzoek “Bruikbare kennis en vaardigheden voor jonge mensen” onder ogen kreeg. Nederland kan nogal tevreden zijn nu wij, alle geharrewar rond de onderwijsvernieuwingen ten spijt, het op het gebied van leerprestaties heel goed blijven doen in vergelijking met andere landen.
Weinig animo
De Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) vergelijkt deze prestaties van tijd tot tijd in haar Program for International Student Assessment (PISA) en richt zich daarbij vooral op begrijpend en studerend lezen, wiskunde en de natuurwetenschappelijke vakken.
Nederland mocht tijdens het laatste onderzoek niet meedoen. De OESO had daarvoor strakke richtlijnen opgesteld, onder meer dat minimaal 150 scholen en minstens 4500 leerlingen moesten deelnemen. Van de 180 scholen die in Nederland werden aangeschreven, reageerden er maar 52 positief en daarvan haakten er later alsnog drie af. Daardoor viel Nederland buiten de boot. De OESO presenteerde dinsdag in Parijs uiteindelijk een vergelijking van 32 landen, waaronder 28 lidstaten en vier landen van ‘buiten’.
Het Arnhemse toetsinstituut Cito is met de 49 overblijvende scholen toch verdergegaan en heeft er 51 bijgezocht die aanvankelijk niet geselecteerd waren. Vervolgens zijn de resultaten met die van de andere landen vergeleken. Volgens het Cito blijken de deelnemende scholen representatief voor het totale scholenbestand. Bij het vak wiskunde scoorden ze zelfs iets onder het landelijk gemiddelde, terwijl Nederland desondanks bij dat vak als best presterende land uit de bus kwam; een stijging van de vijfde naar de eerste plaats. Bij leesvaardigheid steeg Nederland naar de derde plaats (alleen Finland en Canada scoren hoger) en bij de natuurwetenschappen staat ons land op zes (na Zuid-Korea, Japan, Finland, het Verenigd Koninkrijk en Canada).
Inhaalslag
Bij wiskunde en natuurwetenschappen hebben de Nederlandse meisjes hun achterstand ingelopen; iets waar de overheid jarenlang veel aandacht aan heeft besteed. Lezen doen de jongedames zelfs beter dan de mannelijke helft van hun generatie. Dat laatste is overigens in alle OESO-lidstaten het geval. Meisjes houden meer van lezen en zijn beter in het beantwoorden van open vragen dan jongens. Meisjes lezen vaker boeken en tijdschriften, terwijl jongens juist vaker de krant, internetmateriaal en strips lezen. Het percentage jongens dat zegt in het geheel geen tijd aan lezen voor hun plezier te besteden, blijkt in Nederland hoger dan in enig ander land: 57,1 procent, tegen 29,3 procent van de meisjes.
Wat de totale leerprestaties betreft zitten jongens en meisjes op hetzelfde niveau, zegt Cito-woordvoerder J. M. Wijnstra. Die conclusie lijkt tegenstrijdig met het gegeven dat jongens vaker in lagere schooltypen zitten (er gaan zo’n 10 procent meer meisjes naar havo of vwo; meisjes lopen tijdens hun schoolcarrière ook minder vertraging op), maar heeft ermee te maken dat jongens binnen hun schooltype juist weer beter scoren dan meisjes. Als de vso-mlk- en de vso-lom-scholen, waar de jongens oververtegenwoordigd zijn, in het onderzoek betrokken zouden worden, zouden de jongens overigens lager scoren.
Aanpak
In alle bij het onderzoek betrokken landen zijn de meisjes bezig met een inhaalslag en vaak zijn de studenten in het hoger onderwijs inmiddels in meerderheid vrouw. Zuid-Korea vormt daarop nog een duidelijke uitzondering.
Ook in Nederland hebben de dames in hun leerprestaties een enorme sprong voorwaarts gemaakt, terwijl een aantal zwakpresterende jongens een risicogroep begint te vormen, constateert het toetsinstituut. „Aan dat laatste gaan we wat doen. Het vraagt om onderzoek naar de oorzaken", vindt staatssecretaris Adelmund.
De regering doet ook van alles om de achterstand van de allochtone bevolkingsgroepen weg te werken, maar ze scoren nog steeds beduidend lager dan de autochtonen. In het (individueel) voorbereidend beroepsonderwijs zijn de allochtonen duidelijk oververtegenwoordigd.
Vlaams en Waals
Uit het internationale onderzoek wordt duidelijk dat de resultaten in België erg uiteenlopen. Het Nederlands- en het Franstalige gebied hebben elk hun onderwijssysteem. Het Vlaamse doet het veel beter dan het Waalse. Binnen Wallonië blijken er overigens grote verschillen tussen scholen te bestaan.
In België, Frankrijk, Engeland en Duitsland blijkt de invloed van het gezin op de schoolprestaties groot. Weinig invloed is er meestal als er maar één schooltype in het voortgezet onderwijs is. In Nederland zijn er verscheidene typen, maar toch blijken de gezinsinvloeden niet boven het gemiddelde te liggen.