„Het huis zou aardbevingsbestendig moeten zijn”
Steigers staan voor de façade van de kerk Sacro Cuore di Gesu`. Die staan er al maandenlang, en zijn niet opgetrokken nadat een aardbeving met 4,4 op de schaal van Richter afgelopen week Santa Venerina trof, en een paar andere dorpen aan de noordoosthelling van de Etna.
„De steigers staan er voor de schoonmaak van de façade. Men was bijna klaar met het karwei”, zegt een man op het hoofdplein van Santa Venerina. „Nu kunnen ze opnieuw beginnen.” Het plaatselijk hoofd van de gemeentepolitie komt erbij. Hij neemt zijn bezoek mee naar het platte dak van een woonhuis tegenover de kerk.
Vandaar zie je welke kracht natuurgeweld kan hebben. De voorgevel is van het schip omgebogen en er gaapt een kloof van 13 centimeter tussen beide bouwelementen. De gemeente Santa Venerina is de afgelopen week het zwaarst van alle dorpen getroffen. De seismologische breuklijn liep dwars door het dorp en beschadigde onder meer twee kerken, veel huizen en de lagere school.
Omdat aan de beving van dinsdag een aantal schokken vooraf ging, stelde de gemeente direct het calamiteitenplan in werking, dat al sinds 1952 bestaat toen de noordelijke Etnadorpen door een zware beving werden opgeschikt. Het plan voorziet erin dat de kinderen direct van school worden gehaald en dat de lessen worden opgeschort. In Molise, waar donderdag een aardbeving bijna dertig slachtoffers maakte, was niet aan preventie gedaan.
Van de 8.000 inwoners van Santa Venerina zijn er 1000 dakloos geraakt. Ook Francesco Vecchio, zoals de politiecommandant heet, is slachtoffer. Misschien is zijn toestand wel het meest beklagenswaardig. Hij heeft een groot, mooi huis van zijn ouders geërfd, dat er nu troosteloos bij staat: diepe scheuren in de buitenmuren en de veranda die als een Toren van Pisa gevaarlijk vooroverhelt.
„Het huis zou aardbevingsbestendig moeten zijn”, zegt Vecchio. „De woning heeft de aardbevingen van 1928, 1952 en 1994 overleefd, maar moest er deze week aan geloven.” Volgens experts is zijn huis onbewoonbaar en moet het worden afgebroken. Het doet Vecchio pijn, die zegt in zijn werk „om anderen te helpen” afleiding vindt. „Ik moet anderen in nood helpen, zoals anderen mijn familie hebben geholpen.” Wie voor de kosten gaat opdraaien is nog onbekend, maar Vecchio hoopt op de regering. „De overheid zegt ons te helpen. Daarop vertrouw ik.”
Rosario Tuzio zat thuis in de keuken toen dinsdag zijn ouderlijke huis in Santa Venerina door elkaar werd geschud. Het huis staat naast de andere kerk van het dorp, een Mariakerk, die door de beving haar rechter klokkenhuis verloor. De brokstukken liggen nu op het plein. Rosario heeft met zijn familie eerst twee dagen ’s avonds in de auto doorgebracht voordat hij gisternacht onderdak zocht in het tentenkamp op het gemeentelijk sportterrein.
Er zijn door dienstplichtige militairen 56 blauwe tenten neergezet, goed voor 207 mensen. Andere mensen die hun huis wegens instortingsgevaar niet meer in mogen, hebben onderdak gevonden bij familie. „Woensdag stonden de tenten, de mensa en het veldhospitaal er al”, zegt Francesco La Monica, vrijwilliger voor het Rode Kruis en verantwoordelijke voor het tentenkamp. Hij is in het dagelijkse leven ingenieur bij een ICT-bedrijf, maar staat stand-by om in te grijpen bij noodsituaties. Ook tijdens de hulpoperaties die volgden op de aardbevingen in Napels (1980) en Umbrië (1997) was hij erbij. Zijn motivatie: „Behulpzaam zijn voor de gemeenschap.”
Hoe lang de mensen in tenten moeten wonen, kan hij niet zeggen. Maar uit ervaring kan hij weten dat tijd in Italië niet in het voordeel werkt voor aardbevingsslachtoffers. In Belice, bij Palermo, wonen nog steeds mensen in noodgebouwen die na de aardbeving van 1968 werden neergezet als tijdelijke oplossing. In Umbrië gaan sommige ’daklozen’ in een portocabin hun zesde winter in.
Linguaglossa, op zo’n 20 kilometer afstand van Santa Venerina, is het hoogst gelegen dorpje op de noordhelling van de Etna. Het lijkt wel een mijnwerkersstadje, zoals het geheel bedekt is met de as die de Etna na de uitbarsting van zondag over zijn omgeving heeft uitgestrooid. Aan de rand van het dorp, op het stationsplein, hielden gistermiddag drie priesters om vijf uur een kerkdienst.
Naast het provisorisch altaartje staat een heiligenbeeld dat wegens de asregen met een zeil is overdekt. De heilige heet abt Egidius en het is de patroonheilige van het dorp waarvan het beeld voor deze gelegenheid uit de kerk is gehaald. Vooral oude vrouwtjes bidden bij het heiligenbeeld en hopen op diens voorspraak. „Onze patroonheilige laat ons nooit alleen. Hij hielp ons ook tijdens de uitbarsting van 1923”, zegt een dametje.
Een kilometer of vijf hogerop aan de doorgaande weg heeft het Italiaanse leger een blokkade opgeworpen. Groot materieel van het leger, waaronder rupsvoertuigen en kraanmachines voor het graven van kanalen om de lavastroom te laten afbuigen of voor het opwerpen van dammen, staat paraat. Er is een veldhospitaal ingericht. De perskaart geeft permissie om voorbij het kordon te komen en hogerop de Etna te gaan.
Elke kilometer dichter bij de krater wordt de lucht grauwer en de zwavelgeur doordringender. De wielen rijden mul door het vulkaanas dat op de geasfalteerde weg ligt. Tien kilometer verderop -de duister is inmiddels ingevallen- is de lava eindelijk te zien. Met de auto kom je niet verder, want het wegdek vertoont verontrustend grote scheuren. Van afstand is te zien dat de lavamassa zich langzaam naar beneden beweegt. De lavastroom is nog zo’n acht kilometer van Linguaglossa verwijderd. Ongevaarlijk ver.