Binnenland

Kat en muis

Ze jagen in en rond Maastricht op Marokkaanse drugsrunners, vallen drugspanden binnen en voelen handelaren in verdovende middelen aan de tand. Op pad met een Joint Hit Team van de politie. „Als wij één gast pakken, blijven er tien op vrije voeten.”

J. Visscher
8 August 2008 21:52Gewijzigd op 14 November 2020 06:12

„Het wemelt hier van de Marokkanen”, meldt hoofdagent Robert in zijn portofoon. Met zijn onopvallende politiewagen is de jonge diender deze warme zomeravond zojuist het parkeerterrein bij tankstation Knuvelkes langs de A2 bij Maastricht opgereden. Onder zijn T-shirt draagt de politieman zijn pistool.Iets eerder kreeg Robert, in samenspraak met collega’s in politiewagens die in de buurt rijden, een „Franse kar” in de peiling. Het witte Fiatje heeft bij het tankstation de snelweg verlaten. Kennelijk doel: harddrugs kopen.

Franse kopers leggen zomaar 600 kilometer af om in Maastricht hun portie cocaïne of heroïne te betrekken. Betalen de Fransen in Nederland tussen de 50 en de 100 euro per gram voor cocaïne, in eigen land moeten ze al gauw het vijfvoudige neertellen.

In het oranje schijnsel van de lantaarnpalen langs de parkeerplaats krijgt agent Robert een Marokkaan in het vizier. De verdachte heeft zijn voertuig achter de bosjes geparkeerd. De gezette Marokkaan op slippers scharrelt door de avondschemering naar de Franse inzittenden van de witte Fiat.

„Onze dikke Marok loopt nu naar het benzinestation”, rapporteert agent Robert via zijn portofoon. Voor de politieman lijdt het geen twijfel: deze Marokkaan is een drugsrunner. De man zal de Fransen naar drugsdealers in de stad loodsen. Luttele tijd later verdwijnen de twee in een taxi die is aan komen rijden.

Op het parkeerterrein duikt een andere Marokkaan op, kennelijk een handlanger van de drugsrunner. Als de jongeman de politiewagen passeert, spuugt hij op de grond. Het zou politieman Robert niet verbazen als de Marokkanen zijn voertuig inmiddels hebben herkend. Drugsdealers deinzen er niet voor terug om spionnen bij het politiebureau te posteren om de kentekens van de onopvallende auto’s van het Joint Hit Team te noteren.

De drugsrunners, die dus de -Franse- klant naar de verkoper moeten loodsen, zijn veelal Marokkaanse jongens uit bijvoorbeeld Rotterdam en Utrecht. De auto’s waarin ze rijden, staan vaak op naam van katvangers, onder wie familieleden. „De runners verdienen per maand al gauw 2000 tot 3000 euro. Zo’n jongen uit bijvoorbeeld de Utrechtse wijk Kanaleneiland die z’n school niet heeft afgemaakt, kan pronken met gouden kettingen en een mooie auto”, zegt brigadier Frank, coördinator van het Joint Hit Team, ofwel gemeenschappelijk aanvalsteam. In het team draaien zowel agenten van de politie Limburg-Zuid als Brabant-Zuidoost en enkele buitenlandse collega’s mee. In totaal telt Nederland drie van dergelijke teams langs de grenzen.

Intimiderend
Drugsrunners kunnen de A2, die dwars door Maastricht loopt, tot een levensgevaarlijke racebaan maken. De drie Marokkaanse jongemannen die enkele maanden geleden met hoge snelheid tegen een betonnen paal botsten en daardoor overleden, stonden geregistreerd als drugsrunner. Voor burgemeester Leers van Maastricht was het ongeval reden aan de bel te trekken over het wangedrag van de naar schatting enkele honderden drugsrunners die de stad dagelijks bevolken.

„Er is een groep Marokkaanse drugsrunners die nergens voor terugdeinst”, zegt brigadier Frank. In hun jacht op Franse klanten gaan de runners intimiderende methodes niet uit de weg. „Ze mishandelen onwillige Fransen, slaan hun autoruiten in of pakken hun telefoons af. De runners gaan op de snelweg naast een auto met een Frans kenteken rijden. Ze dwingen de auto hen te volgen. Desnoods drukken ze de automobilist van de weg. Ook als het gaat om een Franse opa en oma en hun twee kleinkinderen die niet voor drugs naar Nederland komen.” Nog niet zo lang geleden is een Frans voertuig na zo’n agressieve actie over de kop geslagen.

Om uit handen van de politie te blijven, zijn de drugsrunners bereid om bloedstollende ontsnappingsacties op touw te zetten. „Ze rijden ’s nachts met 240 kilometer per uur richting de Belgische grens, soms met de lichten uit om achtervolgers van zich af te schudden. Zo nodig scheuren ze tegen de rijrichting in.”

Stang
Op parkeerplaats Patiel langs de A2 monstert agent Robert een verdachte Franse Renault. Erachter heeft een vrachtwagenchauffeur zijn truck geparkeerd. „Dit zijn vast geen vakantiekiekjes”, raadt de trucker, als hij de RD-fotograaf bezig ziet en de portofoon van de politieman hoort kraken.

De trucker is bekend met de problematiek van de welig tierende drugshandel rond Maastricht. „Soms zie ik die Franse drugsgebruikers in mijn buurt rijden. Ze rijden nogal eens hoekig en agressief.” De vrachtwagenchauffeur wijst naar zijn portier. „Ik heb hier een stang naast me liggen. Die biedt altijd een stukje zekerheid.”

Rond middernacht parkeert brigadier Paul zijn onherkenbare politiewagen in een stille woonwijk in Maastricht. Zijn collega Roel, eveneens in een vrijetijdsshirt en voorzien van een klein fotocameraatje, verlaat het voertuig. Hij zal „met de voetjes een pandje” verkennen. Jargon voor een observatie van een verdachte woning. Waarschijnlijk liggen in het huis meerdere kilo’s harddrugs opgeslagen. De eigenaar hangt een celstraf van een paar jaar boven het hoofd.

Over een enkele dag zal het Joint Hit Team de woning binnenvallen. Vooraf proberen de politiemensen een zo scherp mogelijk beeld van het pand te krijgen. Paul: „We vragen bij de gemeente een plattegrond van het huis op. We willen bijvoorbeeld weten waar de deuren zich bevinden, of er sensoren zijn, waar rolluiken zitten en waar we onze auto’s op een strategische plek kunnen parkeren.”

Snelheid is bij een inval van een drugspand van cruciaal belang. Meestal rammen de politiemensen de deur. De agenten willen voorkomen dat bewoners te snel onraad ruiken en hun kilo’s cocaïne, bewijsmateriaal dus, door het toilet spoelen.

Betrapte drugsdealers proberen er nogal eens tussenuit te knijpen, bevreesd als ze zijn om langere tijd achter de tralies te belanden. Brigadier Paul: „Mensen springen van 10 meter hoog uit een raam.” Kopers verbergen hun drugs doorgaans in condooms, weggestopt in bijvoorbeeld de anus.

Een kwartier later keert Roel terug van zijn verkenningsmissie. „Er zaten mensen op het balkon, dus een foto maken ging niet.” Hij is er wel achter gekomen dat mensen de woning via de achterkant zouden kunnen ontvluchten. Paul knikt. „Dan zetten we daar tijdens de inval ook een koppeltje neer.” Waarmee hij doelt op twee agenten die tijdens de actie eventuele vluchters in de gaten zullen houden.

Schichtig
Het loopt tegen één uur in de nacht als Paul zijn wagen in de richting van het centraal station van Maastricht rijdt. De mensen van het Joint Hit Team kennen hun pappenheimers. Roel wijst naar twee Marokkaanse jongens. „Drugsrunners. Als het donker wordt, komen ze als het ware tussen de straatstenen naar boven kruipen. We herkennen ze aan hun schichtige manier van doen.”

Vanaf het station racen twee Marokkanen in een donkere Volkswagen Golf de weg op. „Eens kijken wat die gaan doen”, zegt Paul, terwijl hij de achtervolging inzet. In de verte scheurt de Golf de bocht om. Even later gooit de bestuurder het stuur om en koerst hij weer terug richting station. Mogelijk heeft de chauffeur onraad geroken en weet hij dat de politie hem op de hielen zit.

Paul knikt. De jacht op drugsrunners is een kat-en-muisspel.

Gewoonlijk grijpt het politieteam per dienst van acht uur niet meer dan één drugsrunner in de kraag. Andere taken van het team als het verhoren van de verdachte(n), het opstellen van het proces-verbaal en de juridische afhandeling vergen nu eenmaal de nodige tijd, stelt brigadier Frank. Met onder meer gebiedsverboden voor runners en inbeslagname van auto’s probeert de politie de drugsoverlast in te dammen. Ook wordt onderzocht of het juridisch haalbaar is een gebiedsverbod voor bepaalde auto’s van runners in te voeren. Verder denkt de politie aan een campagne gericht op Franse kopers. Zo zal mogelijk in advertenties in Franse kranten worden gewaarschuwd tegen het kopen van drugs in Nederland.

Of de strijd tegen runners en dealers dweilen met de kraan open is? Brigadier Frank: „Maak er maar gerust van: dweilen met twee grote kranen open.” Collega Paul doet er een schepje bovenop. „Dweilen in de Maas.” Frank: „Als je één runner of dealer pakt, lopen er achter je rug om tien vrij rond en gaat het circus gewoon door.”

Is die ongelijke strijd frustrerend? Frank: „Dat je blijft doorgaan, heeft te maken met je beroepsethiek. Wij willen boeven vangen.”

Om veiligheidsredenen zijn alleen de voornamen van de politiemensen vermeld.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer