Accent breekt hoogopgeleide vluchtelingenvrouw op
Het accent van hoogopgeleide vluchtelingenvrouwen weerhoudt werkgevers ervan om deze vrouwen een baan te geven. Dit hoewel zij goede kennis hebben van de Nederlandse taal. Door beeldvorming en vooroordelen vergeten werkgevers verder te kijken dan het accent. Mede hierdoor weten maar weinig van deze vrouwen een baan te bemachtigen die aansluit op hun opleidingsniveau.
Dit bleek dinsdag tijdens de conferentie ’Hoogopgeleide vluchtelingenvrouwen op Nederlandse arbeidsmarkt’ in Opleidingsinstituut Kontakt der Kontinenten in Soesterberg. Daar werd een studie van studenten van de Universiteit van Amsterdam onder hoogopgeleide vluchtelingenvrouwen gepresenteerd.
„De taal wordt door 70 procent van de werkgevers aangevoerd als argument voor afwijzing van deze hoogopgeleide mensen. De werkgevers leren pas door het accent heen te kijken als zij iemand beter kennen door bijvoorbeeld een stage”, aldus onderzoekster M. van Tilburg.
Bovendien werkt de internationale diplomavergelijking bij deze dames, die uit landen als China, Ethiopië en Iran zijn gevlucht, vaak in hun nadeel. Zo komt het voor dat artsen en ingenieurs niet aan het werk komen, terwijl zorginstellingen en bedrijven om dit soort arbeidskrachten staan te springen.
Opleidingen van vluchtelingen uit landen van herkomst worden wisselend beoordeeld. „Of je helemaal opnieuw met je studie moet beginnen in Nederland of dat je ergens halverwege mag instromen, wordt zeer willekeurig bepaald door de decanen van de universiteiten en hogescholen”, meent Van Tilburg.
Volgens haar wordt eigenlijk al direct de eerste belemmering voor het vinden van een passende baan opgeworpen in de asielprocedure. De wachtperiode voor een verblijfsvergunning kan simpelweg worden beschouwd als verloren tijd. Verder wordt tijdens inburgerings- en taallessen te weinig gekeken naar het opleidingsniveau van de vluchtelingen. „Terwijl lesmethoden van een te laag niveau nadelig kunnen werken”, waarschuwt Van Tilburg.
Directeur M. Haimé van Coördinatie Integratiebeleid van het ministerie van Justitie vertelde tijdens de conferentie dat bij het inburgeringsonderzoek vanaf volgend jaar direct wordt gekeken naar de opleidingsgraad van mensen. Ook wordt volgens haar hard gewerkt aan een eenduidig beoordelingssysteem van opleidingen uit het buitenland.
Volgens Haimé gaat het overigens steeds beter met de arbeidsparticipatie van vrouwen uit minderheidsgroepen. „Het is de afgelopen jaren gestegen van 4 naar 41 procent, maar een zwaluw maakt nog geen zomer. Een periode van economische recessie kan bijvoorbeeld makkelijk roet in het eten gooien”, stelde zij.