Binnenland

Met twee benen in de modder

Hij zal niet snel instemmen met de klaagzang dat vroeger alles beter was. De reformatorische gezindte, waarover hij als academicus regelmatig publiceert, schiet naar zijn overtuiging weinig op met een idealisering van het verleden. Maar een oppervlakkig vooruitgangsgeloof spreekt hem evenmin aan. Geschiedfilosoof dr. Herman Paul (30): „Wij zijn geroepen tot de ”imitatio Christi”, ook al weten we dat die navolging onvolmaakt zal zijn.”

Ben Tramper
27 June 2008 08:39Gewijzigd op 14 November 2020 06:01
Dr. Herman Paul: „Vanuit het gevoel dat er veel is wat ter discussie staat, kun je de neiging krijgen je vast te klampen aan een verleden waarin alles rustig en vertrouwd scheen te zijn. Dat is iets anders dan wanneer je een voorbeeld neemt aan mensen uit
Dr. Herman Paul: „Vanuit het gevoel dat er veel is wat ter discussie staat, kun je de neiging krijgen je vast te klampen aan een verleden waarin alles rustig en vertrouwd scheen te zijn. Dat is iets anders dan wanneer je een voorbeeld neemt aan mensen uit

Hij groeide op als domineeskind. Zijn jeugd bracht Herman Paul, zoon van de bekende Bijbelexegeet prof. dr. Mart Jan Paul, door in hervormde pastorieën in Aalburg en Dirksland. Op 18-jarige leeftijd verliet hij het ouderlijk huis en vertrok hij naar Groningen, waar hij geschiedenis studeerde en vervolgens promotieonderzoek deed naar een geschiedfilosofisch thema.Tussen de bedrijven door verschenen van Pauls hand enkele studies naar het gereformeerde protestantisme in Nederland. Ook nam de historicus, sinds een jaar docent geschiedfilosofie aan de Universiteit Leiden, het initiatief tot een onderzoek naar gereformeerde herinneringsculturen. Begin volgend jaar verschijnt daarover een boek.

Was de pastorie voor u een glazen kooi?
„Natuurlijk, er was altijd een zekere mate van bewustzijn dat de gemeente bij alles wat je doet meekijkt. Maar ik heb dat nooit negatief geduid. Het gaf mij een besef van eenheid: ik ben geen gelovige op eigen houtje, maar lid van een gemeente die mij kan aanspreken op wat ik doe en wat ik zeg.”

Godsdienstsocioloog Heime Stoffels schreef ooit dat domineeskinderen zich meer dan anderen verantwoordelijk voelen voor de samenleving.
„Ik denk dat ik dat bij mezelf en anderen herken, al is het natuurlijk niet exclusief aan domineeskinderen voorbehouden zich dienstbaar op te stellen. Mijn beroep oefen ik niet primair uit om geld in het laatje te brengen of om wetenschapper te zijn. Ik wil mij graag in de denkgemeenschap die de universiteit is, bezighouden met belangrijke vragen, in de hoop dat anderen daar iets aan hebben.”

Ze zouden volgens Stoffels ook niet bang zijn in debatten het voortouw te nemen.
„Interessante observatie. Het hangt vast samen met hun behoefte om waarden als betrouwbaarheid en zorgvuldigheid in de samenleving te propageren. Als ik met mijn studenten een lastige, Duitse tekst uit de negentiende eeuw doorneem, speelt er meer mee dan alleen kennisoverdracht. Ik probeer hen vertrouwd te maken met de manier waarop historici zo’n tekst behoren te lezen: nauwgezet, met oog voor de context, slagen om de arm houdend omdat beweringen in het licht van een volgend argument bijstelling kunnen verdienen. De waarden waarover we dan met elkaar spreken zijn niet alleen zinvol voor de collegezaal, maar voor de gehele samenleving, zeker als je ziet dat er in het publieke discours geen gebrek is aan ”sweeping statements”.”

Uw studenten zijn niet veel jonger dan uzelf. Hoe houdt u het overwicht?
„Mijn eerste college was een Engelstalig werkcollege met getalenteerde masterstudenten. „Wat heb ik meer te melden dan zij?” vroeg ik me af. Maar ik ontdekte al snel dat goed docentschap niet betekent dat je een gezagspositie in stand houdt, ook niet dat je beschikt over een encyclopedisch reservoir van kennis, maar dat je de juiste vragen kunt stellen, discussies kunt leiden en in staat bent mensen uit te dagen en te motiveren.”

Hoe kwam u er zelf toe geschiedfilosofie te gaan studeren?
„Als scholier las ik boeken als die van prof. dr. A. Th. van Deursen met rode oortjes. ’s Zondags kon ik mij verwonderen over het feit dat ik plaatsnam in een dertiende-eeuws kerkgebouw met een negentiende-eeuws interieur, waar een achttiende-eeuwse editie van een zeventiende-eeuwse Bijbelvertaling op de kansel lag en waar mensen psalmen zongen in een achttiende-eeuwse berijming, begeleid door negentiende-eeuwse harmonieën op een twintigste-eeuws orgel.”

„Tijdens mijn studie raakte ik gefascineerd door de vraag naar de manier waarop je je tot het verleden kunt verhouden. Hoe ga je met je geschiedenis om? Ook de gereformeerde gezindte doet dat op een geheel eigen wijze. Bevindelijk gereformeerden delen een verzameling historische teksten en historische identificatiefiguren. Theologen als Calvijn of teksten als de Nederlandse Geloofsbelijdenis zijn voor hen inspiratiebronnen, maar niet alleen dat: ze zijn ook richtinggevend en normatief.”

In hoeverre voelt u zich verwant aan de reformatorische zuil? Beschouwt u zichzelf als een bevindelijk gereformeerd man?
„De grote kracht van de bevindelijk gereformeerde traditie is de nadruk op de existentie: wat de kerk belijdt, neem je niet alleen voor waar aan, maar krijgt heel praktisch in je doen en laten gestalte, zodat je er met huid en haar bij betrokken bent. Daar kan ik mij in vinden. Ik heb een jaar in het Amerikaanse Princeton gewerkt en kerkte in die tijd regelmatig in een liberale gemeente. Tijdens het beluisteren van de preken vroeg ik me wel eens af: Het is een uiterst boeiend exposé wat we te horen krijgen, maar legt het ook beslag op onze harten en handen?

Op ervaring en gevoel kan te veel nadruk worden gelegd. Ook ben ik bang voor individualisme in de kerk. Onlangs deed ik in mijn kerkelijke gemeente mee aan een Alpha-cursus. Voortdurend werd de vraag gesteld: Wat merk ik van God? Dat sluit perfect aan bij de jonge, hoogopgeleide doelgroep. Ik vroeg me wel af: Moet de kerk niet meer tegenwicht bieden aan een cultuur waarin het ik de boventoon voert? Zijn we Paulus’ taal van het lichaam van Christus niet al te zeer kwijt?”

De gereformeerde gezindte is heel breed: vergelijk slechts de Leidse Marekerkgemeente waarvan u lid bent met een willekeurige gemeente waar uw grootvader, emeritus predikant van de Gereformeerde Gemeenten, heeft gestaan. Hoe gaat u met alle verschillen om?
„Ik zou de vraag anders willen formuleren: vinden we het belangrijk te letten op het centrum of op de grenzen? Als je het laatste verkiest, dan onderzoek je de oppervlakkige verschillen. Wie daarvoor belangstelling heeft, o ja, die zal vast in korte tijd een reeks kunnen opnoemen. Dat is een comfortabele manier van denken die snel duidelijkheid biedt: wie binnen de grenzen valt hoort erbij, wie erbuiten valt niet.

Uw vraag is: Herman, sta je erbinnen of sta je erbuiten? Ik ben in die vraag niet zo geïnteresseerd, omdat ik denk dat we beter kunnen beginnen bij het centrum. Daaronder versta ik het grote verhaal van de kerk, en daarmee van de gereformeerde traditie zoals die in Nederland gestalte kreeg, dat niet om ons draait, maar om Jezus Christus, Die ons denken en doen wil reformeren naar Zijn beeld.”

U schrijft in een van uw publicaties over de zogenaamde kloof van Koselleck. Wat houdt die kloof in? En geldt hij ook de gereformeerde gezindte?
„Het idee van de Duitse historicus Reinhart Koselleck is dat maatschappelijke veranderingen ervoor zorgen dat de dag van morgen steeds minder gaat lijken op de dag van gisteren. Dat heeft gevolgen voor hoe wij naar de geschiedenis kijken. Want als mensen hun wijsheden graag uit het verleden putten, wordt de toepassing van die inzichten voor de toekomst steeds problematischer. Hoe sneller vernieuwingen elkaar opvolgen, hoe minder je ervan kunt uitgaan dat je kinderen in eenzelfde wereld terechtkomen als die waarin jij leeft.

De reformatorische zuil heeft zich tot op zekere hoogte kunnen isoleren van sommige veranderingen in de samenleving, hoewel hij andere volmondig heeft aanvaard. Hij heeft daarbij veel nadruk gelegd op continuïteit met identificatiefiguren als Calvijn, Brakel en ds. G. H. Kersten. Alsof hun werk boven de geschiedenis was verheven en zonder meer van toepassing zou zijn voor vandaag en morgen. Het punt is dat die gedachte niet langer meer vanzelfsprekend is.”

Waar leidt u dat uit af?
„Loop een willekeurige kerk binnen en je zult merken dat vragen over veranderingen de agenda beheersen. Bij kerkenraden, maar ook bij gemeenteleden. Op het eerste gezicht lijkt het alsof het om praktische zaken gaat: Welke psalmberijming zingen we en in welk ritme? Hoe kleden we ons voor de zondagse samenkomsten? Welke Bijbelvertaling kiezen we?”

„Mijn vermoeden is dat er méér in het geding is. Wellicht gaat het vooral om de vraag of mensen nog werkelijk het gevoel hebben deel uit te maken van het grote verhaal waarmee bevindelijk gereformeerden verleden, heden en toekomst aan elkaar verbinden. Is wat wij doen altijd zo door christenen gedaan? Kunnen wij aspecten van het gemeentelijk leven veranderen of tuimelen we dan in een zwart gat waarin we het christelijk geloof kwijtraken?

Het kan zomaar gebeuren dat mensen luisteren naar een toespraak over ”wij gereformeerde protestanten”, dat zij geen onvertogen woord horen vallen en dat zij er in grote lijnen mee kunnen instemmen, maar dat hen toch een beklemmend gevoel bekruipt dat het woordje ”wij” niet noodzakelijkerwijs henzelf betreft. Het besef dat er in het christendom meer is dan het eigen referentiekader knaagt aan hun identificatie met de bevindelijke traditie.”

Houdt dat verband met de toenemende openheid in de gereformeerde gezindte? Jongeren komen met heel andere culturen in aanraking door bijvoorbeeld internet of vakantiewerk op zendingsterreinen.
„Uw lezers zijn bekwamer om die vraag te beantwoorden dan ik. Allerlei oorzaken grijpen op elkaar in. Mogelijk speelt ook, om met Van Ruler te spreken, de toonaard van het absolute een rol. Aan allerlei voorschriften, bijvoorbeeld op liturgisch terrein, is in het verleden met veel intensiteit een absoluut karakter toegekend. Zodra mensen inzien dat die regels een historische gestalte hebben en er christenen zijn die andere vormen hanteren, nemen ze er uit overreactie soms krachtig afstand van. Iets dergelijks speelt zich af bij de vrijgemaakte zuil.”

Moeten bevindelijk gereformeerden wat u betreft leren onderscheiden tussen tijdgebonden en tijdloze waarheden?
„Dat is een vraag waar ik zelf mee heb geworsteld. Kun je, in navolging van een filosoof als Immanuel Kant, besluiten alles wat een historisch stempel draagt van je af te schudden om zo de eeuwige waarheden op te sporen en over te houden? Ik heb geleerd dat dat onmogelijk is. Dan zouden we wel heel weinig overhouden: we zijn immers historische wezens, mensen die door God in tijd en ruimte zijn geplaatst.

Wat betekent dit voor ons Bijbellezen? Hoe overbrug ik de historische aftand tussen Leiden anno 2008 en een Bijbel die zo veel eeuwen geleden in het Midden-Oosten op papier is gezet? Het antwoord dat ik vond is in hoge mate geïnspireerd door de Amerikaanse theoloog Richard Hays, van wie ik een boek kocht dat op mij een verpletterende indruk maakte. Hays zegt: De Bijbel is 100 procent een historisch boek, geschreven in specifieke historische contexten. Tegelijk is de Bijbel, niet ondanks, maar juist ín die historische setting het Woord van God voor christenen van alle eeuwen. Geen of-of dus, maar en-en.”

Wat betekent dat concreet voor u?
„Dat wij niet worden geroepen om, in de woorden van Willem Barnard, schrijlings zittend op een wolk een harp te bespelen, maar dat wij de opdracht krijgen in onze concrete, historische context, met twee benen in de modder van de tijd, navolgeling van Jezus Christus te zijn. Dat gold voor de Filippensen en de Kolossensen in de eerste eeuw, dat gold voor de reformatoren in de zestiende eeuw en dat geldt voor ons in de eenentwintigste eeuw.

Wat christenen van alle plaatsen en tijden verbindt is niet een tijdloze waarheid of een theologische uitspraak, maar de persoon van Jezus Christus. Wij zijn geroepen om Hem te volgen, om ons leven te laten transformeren naar Zijn beeld, ook al weten we dat dat in deze bedeling slechts zeer ten dele zal gebeuren. Lees de Filippensenbrief: zoals Jezus Zich ontledigde, zo deed Paulus dat, zo moesten de Filippensen doen en zo moeten ook wij doen, elk in onze eigen omgeving.”

Leidt dat niet tot relativering van vormen en tradities?
„Helemaal niet. Het relativeringsprobleem bestaat bij de gratie van mensen die zeggen: Onze gewoonten zijn tijdloos óf tijdgebonden. Ik voel er dus weinig voor als mensen zeggen: „Mooi, we hebben een prachtig orgel, we gaan het restaureren, zodat het weer eeuwen mee kan als exclusief begeleidingsmiddel.” Maar ik voel evenmin veel voor de uitspraak: „Alles van vroeger is achterhaald, we schaffen het orgel of de Statenvertaling maar af.””

„Eerst moet er een antwoord komen op de dieper liggende vraag naar de betekenis van liturgie voor de gemeente en welke stijl overeenkomt met de roeping van de gemeente. Gemeenten moeten immers voortdurend op zoek naar de vraag wat in hun context past bij de geloofsgehoorzaamheid aan Jezus Christus.”

Kerkelijke leiders zullen zeggen: „Alles wankelt: vandaag is het het orgel, morgen ritmisch zingen, overmorgen gaat het om de duur van de preek; we blijven aan de gang.”
„Ik kan het u nog sterker zeggen: We zullen ons leven lang aan de gang blijven. Alles wordt voortdurend onderworpen aan de toetssteen of het zich verdraagt met de navolging van Jezus Christus. De geschiedenis van de kerk wijst uit dat er nooit een periode is geweest waarin mensen niet ernstig hebben geworsteld met vragen over veranderingen en tegenstellingen tussen oud en nieuw. Wat dat betreft moeten wij onze positie vandaag de dag niet overdrijven.”

In tijden van verandering spreken historici ook nog eens relativerend over geloofsgetuigen uit verleden tijden. Is deze kritiek die hier en daar weerklinkt, terecht?
„Vanuit het gevoel dat er veel is wat ter discussie staat, kun je de neiging krijgen je vast te klampen aan een verleden waarin alles rustig en vertrouwd scheen te zijn. Dat is iets anders dan wanneer je een voorbeeld neemt aan mensen uit het voorgeslacht die de navolging van Jezus Christus hebben belichaamd en die het geloof concreet voor ogen stelden: ook al hadden zij tegenspoed en leefden zij in moeilijke omstandigheden, ze hielden vast aan God en dienden elkaar door de liefde. Van zulke mensen kan een aanstekelijke werking uitgaan.

Het wordt naar mijn overtuiging zorgwekkend als er mythevorming optreedt: onze identificatiefiguren maken geen fouten, ze hebben altijd gelijk en ze passen precies in ons plaatje. Natuurlijk maakte Calvijn fouten. Gelukkig maar, zou ik zeggen. De Duitse wetenschapper Erich Auerbach schreef een boek waarin hij de Griekse held in Homerus’ Odyssee vergeleek met Abraham in Genesis. De Griekse held kon zich verkleden als bedelaar, maar bleef onfeilbaar en onoverwinnelijk. Hoe anders was het met Abraham: zijn leven was niet altijd even heroïsch. Hij was een man van gebreken. Maar hij leefde wel in afhankelijkheid van God. De Griekse held ontmoedigt ons, Abraham niet. Juist in zijn feilbare mens-zijn ging hij zijn weg met God.”

Stoffels denkt dat bevindelijk gereformeerden uiteindelijk opgaan in de brede, evangelicale stroming van het protestantisme. Hoe ziet u de toekomst van de reformatorische zuil?
„Ik geloof niet dat ik daar een visie op heb.”

Historici wagen zich regelmatig aan voorspellingen.
Met een lach: „Zij zijn misschien niet de besten.” Serieus: „Denk aan de seculariseringsthese die in de jaren zestig populair was: de kerken zullen na een tijd van afkalving aan het einde van de twintigste eeuw leeg zijn. Zelden werd een stelling zozeer onderuit gehaald als deze.”

Stemt alle verwarring in de gezindte u niet pessimistisch?
„Om pessimisme zit niemand verlegen, zou ik zeggen. Er gaat een verlammende werking van uit. Maar bij een oppervlakkig vooruitgangsgeloof heeft ook niemand baat. De vraag is waar ons anker ligt: in het verleden, in verabsoluteerde vormen of in Jezus Christus? Als dat laatste het geval is, dan is onze visie op de toekomst onbelangrijk, omdat we dan mogen weten dat Hij de kerk leidt en bewaart.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer