’s Gravenmoerder timmerde eigenhandig auto’s
’s GRAVENMOER - Autobouwer Marinus Entrop uit ’s Gravenmoer verdient een gedenkteken. Want niet de gebroeders Van Doorne van DAF, maar deze vroegere fietsenmaker was de eerste Brabantse autobouwer.
Tot die conclusie komt drs. ing. Frans Kense uit Tilburg, voormalig docent bedrijfskunde en ex-medewerker van de Katholieke Universiteit Brabant. Hij deed een gedegen onderzoek naar het reilen en zeilen van Entrop. De ’s Gravenmoerder, afkomstig uit Weesp, gold begin vorige eeuw als het genie van dorp en streek.Kense noemt het triest dat het graf van deze „beroemde ’s Gravenmoerder” slechts gemarkeerd wordt met een paaltje met een nummer. Hij pleit er daarom voor om alsnog een gedenksteen te plaatsen.
Voorzitter Marius Verhagen van de heemkundekring ’s Gravenmoer gaat nog een stap verder. Hij vindt dat er in het dorp een monument moet komen dat herinnert aan het werk van Entrop, die met zijn personenauto’s DAF in Eindhoven vijftig jaar voor was. Verhagen gaat zich daar sterk voor maken en legt zijn idee binnenkort op tafel bij burgemeester en wethouders van de gemeente Dongen.
Marinus Entrop, geboren in 1874 en overleden in 1962, fabriceerde in ’s Gravenmoer vier auto’s, een dubbeldekkerbus en tussen de 1500 en de 1800 fietsen. En dat met de eenvoudige hulpmiddelen uit de periode rond 1900. Nagenoeg alles was handwerk. Zijn auto’s wogen tussen de 200 en de 300 kilo, hadden een luchtgekoelde motor en boden ruimte aan twee of meer personen. Hij verkocht ze voor 1700 gulden per stuk. In die tijd een heel bedrag.
In 1909 maakte Marinus Entrop een proefrit met zijn eerste wagen. Een redacteur van het ANWB-blad Kampioen reed mee. „Het was me een tocht”, vertelde Entrop tijdens een interview in 1960. „We gingen van ’s Gravenmoer naar Dongen en toen naar Capelle, Dussen, Gorkum, Utrecht, Zeist, Nijmegen, Arnhem en zo weer naar het zuiden terug. Overal stonden de mensen langs de weg. Kerel wat een machien, zeiden ze in Brabant. Mijn ’kist’ liep als een fluitje. ’s Avonds om tien uur was ik weer thuis. Ik haalde een snelheid van 60 kilometer per uur. Vierentwintig liter benzine had-ie die dag versnoept en driekwart liter smeerolie. Ik plaatste een advertentie en in de kortst mogelijke tijd had ik 120 bestellingen, tot uit Semarang en Amerika toe.”
Marinus Entrop haalde het ook eens in zijn hoofd een motor te maken die liep op carbidgas. Daarover vertelde hij later: „Mijn vrouw riep me voor de koffie. Ik dacht: laat mijn motortje maar even proefdraaien. Maar ik zit goed en wel aan een ’bakske’ en daar valt me een slag! Ik zag m’n vrouw even niet zitten. Alle ruiten d’r uit, bij ons, bij de buren, bij de notaris, overal. En nergens meer een carbidmotor te zien en ook geen schuurtje waarin-ie gestaan had. Toen m’n vrouw weer op adem was, vroeg ze argeloos: Wat kan dat toch geweest zijn, Rinus? Ik zei: O niks, ik denk een bom… De verdere dag bleef ik maar binnenskamers. Vijftig meter bij ons vandaan was een bonk ijzer door de veranda gevlogen bij de officier van justitie. De man kreeg de schrik van zijn leven. Het eind van het liedje was dat ik op het matje moest komen bij de commissaris van politie. Ik kreeg geen proces-verbaal, want de man vond dat ik een vooruitstrevende vent was. De schade bij de buren moest ik natuurlijk betalen. Dat was een grapje van 1000 gulden.”
Met de bus die Entrop fabriceerde, maakte hij ritten naar Den Bosch, Breda, Oisterwijk of Gilze. „Voor twee kwartjes per persoon konden de mensen dan een toertje maken”, vertelde hij. „Ik verdiende in een keer soms wel 350 gulden. De mensen waren gewoon niet van m’n bus af te slaan. Met hele trossen hingen ze op de treeplanken, de spatborden en de motorkap. Vaak wist ik niet hoe ik het had. Ik moest er gewoon de veldwachters bij halen, anders zou er geen bus overgebleven zijn. Ja, dat rijden met die bus was me wat in die dagen. Maar m’n vrouw was er niet erg mee ingenomen. Ik was maar weinig meer thuis en de zaak zou naar de kelder zijn gegaan als ik er op een gegeven ogenblik niet mee opgehouden was. De bus heb ik ten slotte verkocht, voor 7000 gulden. Hij is de grens over gesmokkeld.”
Entrop bleef tot aan zijn dood actief. Hij overleed in 1962 als gevolg van een val van de trap. Hij was toen 88 jaar.