Celstraf geëist voor brandstichting
Tegen de 34-jarige F. O. uit Oostburg is donderdag voor de rechtbank in Middelburg een gevangenisstraf van twee jaar, waarvan zes maanden voorwaardelijk geëist.
De vrouw wordt ervan verdacht op 25 februari in IJzendijke het garagebedrijf van haar vriend in de brand te hebben gestoken. De garage brandde grotendeels af.Nadat O. een garagerekening in natura had betaald kregen zij een relatie. De dag voor de brand verbleef ze in zijn woning bij de garage. Haar vriend moest plotseling naar een zieke vriendin en bleef weg. Ze verstuurde ettelijke sms’jes om hem te dwingen naar haar terug te keren. Ook zou ze hem hebben gedreigd de garage in brand te steken. Toen hij daar allemaal niet op reageerde, goot ze zich vol met drank en slikte medicijnen. Ze viel in slaap en werd wakker van de politie en de brandweer. Dat zij de brand zou hebben aangestoken ontkende zij in alle toonaarden en ze kon het zich ook niet voorstellen, omdat ze vanwege de drank en de medicijnen „bijna in coma” op de bank lag.
Volgens haar raadsman J. Burlet leed het OM aan tunnelvisie omdat die zonder veel onderzoek O. als dader had bestempeld. In de visie van Burlet zou een andere vriendin van de man eveneens met brand hebben gedreigd en stond zij om een hoekje naar de brand te kijken. Naar haar aanwezigheid was geen enkel onderzoek verricht.
Volgens de raadsman had ze van de garagehouder een telefoontje gehad dat er brand was en had ze de afstand van Terneuzen naar IJzendijke, waar normaliter een half uur voor staat, binnen vijf minuten afgelegd. Bovendien stond er een garagedeur open, waarvan O. niet eens een sleutel had gehad. Hij meende dan ook dat ook anderen de brand hadden kunnen stichten en dat zijn cliënt dus vrijgesproken diende te worden.
Uitspraak op 18 juni.