Een storm die nooit overgaat
De verwijzingen in en rond het huis van Evert en Corry Toxopeus naar hun enige zoon zijn legio. De 17-jarige Jan Jaap verdween in 2003 tijdens een zeiltocht over de Atlantische Oceaan. De verwerking van het verlies is moeilijk. „Er is geen lichaam gevonden, dus we hebben nooit echt afscheid kunnen nemen.”
„Met deze boot wilde Jan Jaap in 2005 meedoen aan een zeilwedstrijd van Frankrijk naar Brazilië. Hij staat hier in de weg, dus eigenlijk moet ik hem verkopen. Maar ik ben er nog niet aan toe.” Evert Toxopeus staat peinzend stil bij de 6,5 meter lange eenpersoonsboot die onder een zeil ligt. Op het erf aan de Kralingseweg in Rotterdam herinneren nog veel meer voorwerpen aan de zoon die het autobedrijf van zijn vader had moeten overnemen. Toxopeus (66) restaureert oldtimers van het Duitse merk Borgward.In een tent staat de Borgward waarmee Jan Jaap zou gaan rijden zodra hij zijn rijbewijs had. De auto was van zijn oma en deed jarenlang dienst als leswagen in Rotterdam. Ook in de garage wordt Toxopeus iedere dag aan zijn zoon herinnerd. Schuin tegen het plafond hangt een manshoog portret van Jan Jaap. In huis hangt dezelfde foto. „Ze zijn gebruikt tijdens een herdenkingsbijeenkomst in Stellendam. Eigenlijk zijn ze te groot voor de kamer, maar we kunnen er geen afstand van doen.”
Het tekent de toestand van het echtpaar Toxopeus. In november, vijf jaar na de vermissing van hun zoon, moet de jongen officieel door de rechter worden doodverklaard. „Nu krijgen we nog steeds post voor hem, tot de stembiljetten voor de verkiezingen toe. We zouden het boek moeten sluiten, maar dat punt schuiven we nog steeds voor ons uit. Omdat er altijd nog een sprankje hoop is.”
Goede oefening
Op 8 oktober 2003 vertrekken Hein Bart (37) en Jan Jaap Toxopeus (17) naar Savannah in de Verenigde Staten. Heins broer heeft daar de zeilboot Welsh Dragon gekocht en wil hem per container naar Nederland laten komen. Hein stelt echter voor om het jacht zelf naar Nederland te varen en vraagt de hulp van Jan Jaap.
De jonge Toxopeus heeft net de havo afgerond en zou een dag per week naar de Zeevaartschool in Enkhuizen gaan. De trip vanuit Amerika ziet hij als een goede oefening voor de zeilwedstrijd in 2005. Dan moet hij in zijn eentje de oceaan oversteken.
De eerste 2500 zeemijlen vanuit Savannah verlopen zonder problemen. Op maandag 3 november laten de twee zeilers per satelliettelefoon weten dat het prima gaat. De zeilboot komt voor de wind met een behoorlijke snelheid richting huis. Jan Jaap belt ’s avonds om 20.00 uur nog met zijn vriendin Emma.
De volgende dag blijft het gebruikelijke telefoontje achterwege. De van oorsprong Groningse familie maakt zich geen zorgen. Met haar zeilschip Totem is ze zelf al meerdere keren de oceaan overgestoken. „Het gebeurt wel vaker dat de communicatiemiddelen uitvallen. Meestal vraag je dan per marifoon aan een langskomend zeeschip of ze dat even willen doorgeven aan het thuisfront. Dat hadden we ook afgesproken met Hein en Jan Jaap.”
Als er na een week nog geen enkel bericht van de Welsh Dragon is, begint moeder Corry zich zorgen te maken. Vader Evert nog niet. „Hein Bart was een ervaren zeiler, rustig en precies. En onze zoon had ook al veel ervaring. Toen hij drie maanden was, voer hij al met ons mee tijdens een wedstrijd om de Azoren, midden in de Atlantische Oceaan.”
Op zondag 16 november beginnen alle alarmbellen te rinkelen. De zeilers hadden de kust van Zuid-Engeland moeten bereiken. Er is echter taal noch teken van hen vernomen. Op 19 november geven Evert en Corry hun zoon op als vermist, omdat de hulpdiensten anders niet gaan zoeken. Het Britse Rescue Coördination Centre zegt met vliegtuigen en helikopters boven de oceaan te zullen zoeken. Evert gelooft echter nog steeds niet dat dit echt is gebeurd. In zijn ogen is dat gezegd om hem gerust te stellen. „Alle zeeschepen zouden op de hoogte worden gebracht van de vermissing van de Welsh Dragon. Dat is ook niet gedaan.”
Hoop
Meer dan een maand na het laatste bericht vlamt de hoop op. De kapitein van vrachtschip Cast Prospect meldt dat hij op 26 november radiocontact heeft gehad met de Welsh Dragon. Hij zegt „luid en duidelijk” via de marifoon gehoord te hebben dat iemand op rustige toon om een radiocheck vroeg. Op de radar was echter geen zeilschip te zien. Tijdens de herdenkingsbijeenkomst in november 2004 blijkt dat de familie van Hein dit radiocontact opvat als een sein uit de hemel dat de twee zeilers daar „bij de Heer mochten zijn.”
De familie Toxopeus kan niet zomaar aanvaarden dat de zeilers overleden zijn. Vooral vader Evert wil koste wat het kost boven water krijgen wat er is gebeurd. Op 14 april 2004 krijgen zij via de politie te horen dat het wrak van de Welsh Dragon is gevonden bij Ierland. De kiel is verdwenen. Onmiddellijk geeft Evert een berger opdracht het wrak te bergen. De Ierse marine steekt daar een stokje voor. Zij zal zelf voor de berging zorgen. Achteraf blijkt dat de Ieren de Rotterdamse familie van drugssmokkel verdenken omdat zij zo veel moeite doen het wrak te bergen. „Het enige wat wij wilden, is duidelijkheid over het gebeurde.”
Na veel moeite staan Evert en Corry uiteindelijk voor de gehavende Welsh Dragon. Corry: „Wat er dan door je heen gaat; het is verschrikkelijk. We konden alleen maar hopen dat de jongens in één klap gedood zijn.” Evert voelt vooral veel agressie opborrelen. De moeizame samenwerking met de marine maakt hem verschrikkelijk kwaad.
Evert laat het gedeelte rond de kiel uitzagen en neemt dat mee om in Nederland te laten onderzoeken. Experts denken dat de Welsh Dragon in aanvaring is gekomen met een onderzeeër. Toxopeus haalt het stuk polyester van zolder en wijst op een dikke bout waarmee de 2500 kilo zware kiel aan de boot vastzat. De bout is kromgebogen. „De kiel zat met elf van deze bouten vast aan het schip. Die kan alleen met grof geweld loskomen.” Corry: „Ik weet zeker dat er iemand op de wereld rondloopt die weet wat er is gebeurd.”
Geloof
Dominee L. Korevaar van de hervormde gemeente in Kralingen, waar Corry belijdenis heeft gedaan, komt regelmatig op bezoek bij de familie aan de Kralingseweg. Hij wijst hen op de gelegenheid om een herdenkingsdienst te houden. Op 4 november 2004 komen zo’n 500 mensen naar een loods in de haven van Stellendam om Jan Jaap te herdenken. Corry: „Het lijkt op een begrafenis, maar het is toch anders. Er is geen lichaam, dus we hebben grote foto’s van Jan Jaap opgehangen. Familie en vrienden gaven hun medewerking door het ophalen van mooie herinneringen en het voorlezen van gedichten en toespraken."
De laatste zondag in november is er in de hervormde gemeente altijd een herdenkingsdienst voor de overledenen van dat jaar. Corry: „In 2004 werd Jan Jaap herdacht, maar in 2003 heb ik tijdens die dienst ook al veel aan hem moeten denken.” De herdenkingsdienst was voor Evert de laatste keer dat hij in de kerk kwam. Verbitterd: „Ik ben niet meer zo gelovig. Waarom mogen er zo veel criminelen blijven leven en moet onze zoon sterven?” Corry kan het bij tijden wat meer overgeven. „Ik kan God niet de schuld geven, maar die waaromvraag blijft wel door mijn hoofd spoken.” De Rotterdamse zegt wel steun te vinden in het geloof. „Dat gaat met bergen en dalen.”
Vijf jaar na de vermissing van hun zoon gaat er nog geen dag voorbij dat het echtpaar niet aan Jan Jaap denkt. „We storten ons allebei maar op het werk, dat helpt nog een beetje.” Corry runt een dierenzaak, Evert heeft zijn auto’s.
Het echtpaar heeft met zijn schip op de oceaan al heel wat stormen meegemaakt. Evert: „Een storm op zee gaat vanzelf over. De storm waar we nu in terecht zijn gekomen, gaat nooit meer over.”