Kaddisj klinkt op Rijssense begraafplaats
„We moeten ons bezinnen op onze vrijheid en vrijheidsrechten. Hoe kunnen we ons vandaag wapenen tegen schending van de vrijheid zoals die zich in het verleden hebben voorgedaan?” Dat zei burgemeester B. Koelewijn van Rijssen-Holten vrijdag.
Hij deed dat op de begraafplaats aan de Arend Baanstraat tijdens herdenking van de Joodse slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog. „We moeten op zoek naar antwoorden op deze vragen. De tijd dringt”, aldus Koelewijn.„Toen ik zojuist aan de families Spanjar en De Lange vroeg hoe groot de Rijssense Joodse gemeenschap thans is, waren er twee mensen die elkaar aankeken. Ooit was dat anders. Er is een grote leegte in de gemeenschap van Rijssen ontstaan.”
Na de capitulatie in mei 1940 leek het gewone leven weer op gang te komen. „Maar al gauw werd duidelijk dat de Duitsers het op onze Joodse landgenoten hadden voorzien. Van de 124 Rijssense Joden werden er 109 weggevoerd. De meesten van hen lieten het leven. Maar ook zij die onderdoken, hadden het zwaar.”
Als onderdeel van de plechtigheid las de laatste Joodse Rijssenaar, L. Spanjar, in het Aramees het kaddisj, een Joods gebed van de rouwenden. Voorzitter P. Mensink van het Comité Herdenkingen Rijssen las daarna de Nederlandse vertaling van het gebed voor.
Kransen en bloemen werden gelegd door burgemeester Koelewijn namens de gemeente, voorzitter E. Meijer namens de Oranjevereniging en door leerkrachten en leerlingen van openbare basisschool De Overesch.
Voor de herdenking bij het monument op de Joodse begraafplaats neemt de belangstelling jaarlijks toe. Ook mensen uit Wierden en Enter namen deel aan de herdenking.
Na afloop van de plechtigheid aten nabestaanden, comitéleden en genodigden bevrijdingsbrood dat speciaal voor deze gelegenheid was gebakken.