Het trio liet illegale Indiërs jarenlang werken in een sojafabriek in Dronten. Daar werkten zeker elf illegalen voor een hongerloontje en onder erbarmelijke omstandigheden. De rechtbank vond dat dit „absoluut niet door de beugel kon”, maar oordeelde dat de arbeiders niet zo afhankelijk van de broers waren dat er sprake was van uitbuiting. Omdat de broers het vervoer van de Indiërs regelden en hen onderdak in hun woningen verschaften, was er volgens de rechtbank wel sprake van mensensmokkel.Twee broers zijn ook veroordeeld omdat ze geen belasting en premie betaalden aan de zwartwerkers. Van deelname aan een criminele organisatie is het drietal vrijgesproken. De rechtbank legde de oudste broer vijftien maanden celstraf op, waarvan vijf voorwaardelijk. De middelste kreeg tien maanden, waarvan vier voorwaardelijk; de jongste broer kreeg 147 dagen cel opgelegd, waarvan 49 voorwaardelijk plus 120 uur werkstraf.

Het openbaar ministerie eiste twee weken geleden achttien maanden tot drie jaar cel tegen de drie.