’Veiligheidsdiensten wisten van Molukse treinkapers’
De Molukse terroristen die op 23 mei 1977 een trein kaapten bij het Drentse dorp De Punt werden al enige tijd in de gaten gehouden door infiltranten van de Nederlandse veiligheidsdiensten. Dat schrijven twee geschiedkundigen in het Historisch Nieuwsblad, op basis van nieuw eigen onderzoek.
De infiltranten wisten echter de kaping niet te voorkomen doordat de informatie de leidinggevenden te laat bereikte en de diverse veiligheidsorganen slecht met elkaar samenwerkten.De twee onderzoekers stellen dat de Nederlandse veiligheidsdiensten CRI en LBT, in tegenstelling tot wat altijd is beweerd, midden jaren zeventig wel degelijk tot diep in de Molukse gemeenschap waren doorgedrongen. Telefoons werden afgetapt en twee infiltranten moesten tijdig waarschuwen voor mogelijke terroristische acties van radicale groepen. De infiltranten hadden sommige kapers van De Punt al op de radar, maar de informatie kwam te laat. Ondertussen konden de samenzweerders vrijwel ongestoord hun gang gaan.
De Molukse kapers stelden hun doelwit pas te elfder ure vast. Ze oefenden in de weken voorafgaand aan de gijzeling met hun automatische wapens in de Drentse bossen en weilanden. Even overwogen de terroristen om de NOS–studio in Hilversum tijdens een live–uitzending te bezetten, maar dit plan bleek hen bij nader inzien toch te riskant.
Onderzoekers Beatrice de Graaf en Maarten van Riel bekeken archiefstukken en spraken met kennissen en familieleden van kapers. De gijzeling duurde in totaal twintig dagen. Bij de bestorming van de intercity kwamen twee gegijzelden en zes kapers om het leven. Het was de tweede treinkaping in korte tijd die Nederland opschrok. In december 1975 hadden Zuid–Molukkers al een trein bij het Drentse dorp Wijster gekaapt. Deze duurde twaalf dagen en kostte uiteindelijk drie levens.
De daders wilden de Nederlandse regering dwingen de belofte na te komen die begin jaren vijftig was gedaan om de Molukse gemeenschap te helpen bij het stichten van een eigen staat.