Geen vervolging militair voor doden Irakees
Het openbaar ministerie hoeft het onderzoek naar de dood van de Irakees Azhar Sabah Jaloud niet te heropenen.
Dat heeft het gerechtshof in Arnhem besloten. De man werd op 21 april 2004 in de buurt van de Nederlandse basis in het Iraakse Ar Rumaythah neergeschoten.De officier van justitie had op 29 april 2004 al besloten geen vervolging in te stellen tegen de betrokken Nederlandse militairen, omdat Jaloud waarschijnlijk dodelijk is getroffen door een Iraakse kogel. Maar de Amsterdamse advocate Liesbeth Zegveld had het hof gevraagd zich alsnog over de kwestie te buigen.
Jaloud was volgens Zegveld met zijn vriend op weg naar zijn bruid in Al Muthanna. Zijn vriend zat achter het stuur en reed midden in de nacht op een onverlichte weg hard tegen de lege tonnen van een checkpoint aan. De chauffeur reed daarna zwabberend door, zonder te reageren op geschreeuw van de militairen dat hij moest stoppen. Zowel Iraakse als Nederlandse militairen openden het vuur op de wagen.
De beklaagde Nederlandse militair was in de veronderstelling dat er vanuit de auto op hem werd geschoten en schoot alle 28 patronen uit zijn wapen op het voertuig af. Volgens het hof was het begrijpelijk dat hij dit dacht, omdat hij niet wist dat de wagen door de Iraakse militairen werd beschoten.
Aangezien de militair meende dat hij werd beschoten, hoefde hij geen waarschuwingsschot te geven, stelde het hof. Zijn Nederlandse collega’s hadden niet het idee dat er vanuit de auto werd geschoten, maar zij bevonden zich op een andere positie.
Hoewel er volgens het hof onvoldoende bewijs is om te concluderen dat Jaloud door Irakees vuur om het leven is gekomen, ziet het ook te weinig aanwijzingen om de Nederlandse militair met succes te vervolgen voor het medeplegen of plegen van moord of doodslag. Ook zijn er volgens het hof te weinig aanknopingspunten om nader onderzoek in te stellen.