„Dit gedrag is absoluut abnormaal”
APELDOORN - Justitie moet meer prioriteit geven aan het opsporen en vervolgen van jonge crimineeltjes. Dat stelt criminoloog dr. H. Ferwerda in reactie op de arrestatie van twee minderjarige overvallers in Rotterdam. „Mooi dat ze gepakt zijn. Nu het vervolg.”
Ferwerda is directeur van Advies- en Onderzoeksgroep Beke die in opdracht van het ministerie van Justitie regelmatig onderzoek deed naar jeugdcriminaliteit. Hij noemt het gedrag van de opgepakte jongeren „absoluut abnormaal.” Tegelijkertijd is de trend waar hun optreden in past al langer gaande, aldus Ferwerda. „De leeftijd waarop bepaalde groepen jongeren crimineel gedrag vertonen, loopt al een tijdje langzaam terug.”De ontwikkeling baart de criminoloog zorgen. „Aan deze jongeren moet meer prioriteit worden gegeven. Iedereen zal het erover eens zijn dat het absoluut ongewoon is wanneer een jongere van 15 een overval pleegt.”
Onder andere het vergroten van de pakkans verdient wat Ferwerda betreft extra aandacht. „Als justitie deze jongens niet oppakt, is de kans groot dat ze in herhaling vallen. Ze redeneren: Blijkbaar kunnen we onze gang gaan. Zo’n winkeloverval kost weinig en levert aardig wat op. Voor hun criminele carrière is dat dramatisch.”
Met alleen het vergroten van de pakkans zijn we er echter niet, waarschuwt de criminoloog. Ook tempo van het strafproces moet hoger. „Mooi dat ze gepakt zijn. Nu het vervolg. Het leven van deze jongens gaat door, ook nadat ze zijn aangehouden. Tussen hun arrestatie en de datum waarop ze moeten voorkomen, zitten ze echt niet alleen tussen hun ouders in tv te kijken op de bank. Snelheid in het strafproces is dus erg belangrijk, anders raakt de relatie tussen het strafbaar feit en de sanctie volledig zoek. Als een kind van 7 uit de snoeptrommel steelt, geef je hem gelijk een standje. Als je daar een week mee wacht, is het effect weg. Voor deze jongeren geldt dat ook.”
Het pleidooi van de Amsterdamse politiecommissaris Huyzer om minderjarige overvallers volgens het volwassenenstrafrecht te berechten, verbaast Ferwerda. „Ik begrijp niet waarom ze dat zegt, want die mogelijkheid hebben kinderrechters allang. Zo nu en dan, als de persoon van de verdachte en de ernst van het feit daartoe aanleiding geven, maken ze daar ook gebruik van. Bovendien weten we inmiddels dat de zwaarte van de straf minder belangrijk is dan de snelheid waarmee gestraft wordt. Een pleidooi om procedures te stroomlijnen en de doorstroom van strafzaken te bevorderen, was logischer geweest.”
Ook socioloog dr. F. M. Driessen van Bureau Driessen bespeurt een dalende leeftijd van jeugdige crimineeltjes. „Tegelijkertijd neemt de aandacht hiervoor in de media en de maatschappij toe, waardoor de politie arrestaties als deze wellicht ook eerder naar buiten brengt.”
Betrekkelijk nieuw is volgens Driessen de trend dat ’doorsnee’ criminele activiteiten als winkel- en fietsendiefstallen een lichte daling vertonen, terwijl het aantal gewelddadige criminele activiteiten gelijk blijft of licht oploopt. „Meestal houden beide gelijke tred, nu loopt dat uiteen.”
Momenteel onderzoekt Driessen deze trend in opdracht van de Politieacademie. Hij sluit niet uit dat het groepsgedrag van jongeren een belangrijke verklaring vormt. „Volgens eerdere onderzoeken is dat een belangrijke factor.” Driessen wijst op een studie naar normafwijkend gedrag van 11- en 12-jarigen. „In een onderzoek vroegen wij basisschoolleerlingen uit groep 8 met wie ze omgingen. Twee jaar later brachten we hun grensoverschrijdend gedrag in kaart. Met welke jochies ze in groep 8 omgingen, bleek de belangrijkste voorspellende factor. „Jongeren die nog niets op hun kerfstok hadden, maar wel omgingen met leeftijdsgenootjes bij wie dat al wel het geval was, vertoonden zelf ook afwijkend gedrag. Als jochies op die leeftijd al eens ontspoorden, nam dat alleen maar toe naarmate ze meer en vaker omgingen met leeftijdsgenoten voor wie hetzelfde gold.”