Nieuwe politiek zonder pecunia
Het kerende economische tij maakt de start van het kabinet-Balkenende moeilijk. Kon paars nog vrolijk met geld smijten, tijdens de algemene financiële beschouwingen die binnenkort in de Kamer gehouden worden, zal het voor een groot deel draaien om bezuinigingen en tekorten. Welke gevolgen heeft dat voor het beleid? Is nieuwe politiek mogelijk zonder pecunia?
Zowel premier Balkenende als wijlen Pim Fortuyn heeft het in campagnetijd vaak gezegd: Veel maatschappelijke problemen zijn niet in de eerste plaats met geld op te lossen. In veel gevallen is eerder een cultuuromslag nodig. Een andere, meer efficiënte werkwijze op ministeries en in ziekenhuizen zet meer zoden aan de dijk dan het steeds weer pompen van nog meer geld in deze of gene sector.
Inmiddels heeft de Nederlandse economie zich zodanig ontwikkeld dat er niet eens geld meer ís. De overheid moet hard bezuinigen om het begrotingstekort nog enigszins binnen de perken te houden. De economische groei, die in de zeven vette jaren 1994-2000 nog gemiddeld 3 procent bedroeg, zakte terug naar 1 procent dit jaar. Een neerwaartse spiraal dreigt.
Dat maakt de in campagnetijd geopperde stelling des te interessanter. Nu komt het erop aan te bewijzen dat een ander beleid inderdaad mogelijk is zonder grote financiële impulsen. Of is de stelling: ”Het kan ook zonder geld” altijd een loze kreet geweest?
Dr. R. Beetsma, hoogleraar macro-economie aan de Universiteit van Amsterdam (UvA), meent van wel. „Ik heb dergelijke opmerkingen altijd gezien als een schot in het wilde weg. Natuurlijk kunnen de dingen soms efficiënter en creatiever. Maar worden bestuurders en politici nu opeens een stuk vindingrijker in een tijd dat er geen geld meer is? Is er in Nederland nu echt zo veel bureaucratie dat daar grote winsten te behalen zijn? Daar heb ik m’n twijfels bij.”
Prof. dr. A. L. Bovenberg, directeur van het Center for Economic Research van de Universiteit van Tilburg, is optimistischer. „Op bepaalde terreinen is er best voordeel te behalen door het snijden in bureaucratie en regels. Ik denk aan het actieve arbeidsmarktbeleid. Het kabinet boekt belangrijke bezuinigingen in het opheffen van een deel van de Melkertbanen. Ik ben ervan overtuigd dat op het terrein van de arbeidsbemiddeling met minder geld hetzelfde of meer gedaan kan worden, mits je arbeidsbureaus en gemeenten tegelijkertijd meer vrijheid biedt.”
Concreet doelt Bovenberg bijvoorbeeld op het volgende. „Als je bij het aan het werk helpen van mensen vasthoudt aan de regel dat daar een flink percentage moeilijk bemiddelbaren bij moet horen, stel je als overheid naar mijn idee te veel doelen en heb je een te hoge ambitie. Wat mij betreft zou dit kabinet zichzelf en anderen minder doelen mogen stellen, als de doelen die overblijven dan maar glashelder zijn. Meer in het algemeen gesteld: Er moet een uitruil komen tussen minder overheidsfinanciering en minder overheidsregulering. In het hoger onderwijs bijvoorbeeld is dat goed mogelijk.”
Toch ziet ook de Tilburgse econoom deelterreinen waar de stelling ”zonder geld gaat het ook” beslist niet opgaat. „Dat is met name het geval in de zorg. Dat is typisch een sector waarin je op korte termijn moet investeren om op lange termijn beter af te zijn.”
Bovenberg gelooft er niets van dat je de wachtlijsten weg kunt werken zonder geld. „Neem alleen al het personeelsgebrek in deze sector. Natuurlijk moet je door een waarden- en normen-debat het beroep van arts, verpleegkundige en onderwijsgevende proberen op te waarderen. Natuurlijk moeten we ervan af dat je in deze maatschappij vooral telt als je in de it-sector werkt en in een dure leaseauto rijdt. Maar geheel zonder geld gaat het niet. De waardering voor een beroep moet ook uitgedrukt worden in een fatsoenlijke beloning.”
Daar komt nog iets bij, stelt de wetenschapper. „Elke stelselherziening kost geld. Net zoals bij de introductie van een nieuw belastingstelsel een hoop ’smeergeld’ nodig is om de gewenste omslag te maken, is dat ook het geval bij een nieuw zorgstelsel. Nu al zie je minister Bomhoff de publieke opinie bewerken om de gedachte dat er straks toch extra geld nodig is, ingang te doen vinden. Op het terrein van de zorg zie ik in het kabinet op enige termijn absoluut een conflict ontstaan tussen de zuinige minister van Financiën Hoogervorst en zijn collega van Volksgezondheid. Op dat conflict kun je wachten.”
Beetsma ziet nog wel meer sectoren waarin je het niet zonder geld af kunt. „Dat is bijvoorbeeld het geval in het onderwijs. Hier wordt een aanzienlijk bedrag van 150 miljoen euro bezuinigd. Dat lijkt mij niet verstandig.”
Net als op het terrein van de zorg geldt hier, zegt Beetsma, het argument van het langetermijnperspectief. „Ook in tijden van economische teruggang moet je investeren in capaciteit voor latere economische groei. Een groeiende economie wordt in het algemeen gedreven door technische vooruitgang, door een goede infrastructuur, door adequate opleidingen. Zo bezien kun je het je eigenlijk nooit veroorloven de kwaliteit van je onderwijs te laten versloffen.”
De fikse bezuinigingen die het kabinet-Balkenende in het onderwijs doorvoert kunnen niet verdedigd worden met het argument dat er momenteel nu eenmaal geen geld beschikbaar is, vindt de econoom van de UvA. „Het gaat bij zoiets in wezen altijd om politieke keuzes. Waar wil je het geld dat je nog wel hebt aan besteden? Echt grote slagen kun je maken in de grote infrastructurele werken. Neem alleen maar de miljarden verslindende Betuwelijn, waarvan verscheidene onafhankelijke deskundigen zeggen dat die z’n geld nooit op zal brengen. Of de enorme bedragen die met de aanschaf van de JSF gemoeid zijn. Kunnen de oude F-16’s inderdaad niet langer mee? Deskundigen zeggen dat je met wat upgrading nog best een aantal jaren met deze toestellen door kunt vliegen.”
Bovendien is het volgens Beetsma geen probleem als in tijden van economische teruggang het financieringstekort van de overheid wat oploopt. „Dat is niet alleen mijn mening, maar veel economen stellen dat tegenwoordig. Je mag in economisch mindere tijden best wat meer uitgeven, als je er dan in tijden van groei maar voor zorgt dat je een begrotingsoverschot hebt en een buffer vormt. De economie kent nu eenmaal golfbewegingen. Op de lange termijn bezien is het helemaal geen probleem een aantal jaren een tekort te hebben, en daarna weer een aantal jaren een overschot. Het kabinet-Balkenende gaat in mijn ogen te krampachtig op de bezuinigingstoer.”
De Amsterdamse wetenschapper begrijpt goed dat er vanuit Europa met het oog op het stabiliteitspact enige druk bestaat om een degelijk begrotingsbeleid te voeren. „Maar daar staat tegenover dat een land als Duitsland op dit punt ook tekortschiet. Het lijkt mij niet verstandig dat minister Hoogervorst andere landen hierop al te scherp aanspreekt. Zo ontneemt hij zichzelf alle ruimte om in Nederland een iets soepeler norm te hanteren.”
Beetsma erkent dat een regering in de praktijk zelden de discipline kan opbrengen om in tijden van voorspoed het overschot te laten oplopen. „Paars heeft wel een of twee jaar een begrotingsoverschot van 1 procent gehad, maar als je kijkt naar de hele ’boom’-periode van de economie, 1995-2001, is dat toch te weinig geweest. In die jaren zijn honderden miljoenen weggegeven aan lastenverlichting. Dat was niet nodig geweest. Sterker nog, het heeft nadelig gewerkt en oververhitting van de economie bewerkstelligd.”
Bovenberg: „Politiek gezien is het wel verklaarbaar. PvdA en VVD waren het over de oplossing van veel problemen niet eens. De meningsverschillen werden gladgestreken: dan kreeg de PvdA haar zin, dan de VVD, maar het kostte altijd geld. Om dezelfde reden liet de vorige coalitie na het WAO-probleem echt aan te pakken. Dat had juist goed gekund in een tijd van economische groei.”
Dit is het eerste deel in een serie over de departementale begrotingen van het kabinet-Balkenende en over de door de coalitie voorgestane nieuwe politiek.