Romeinse wachters aten vlees en graan
UTRECHT (ANP) – Wachters die omstreeks 50 na Christus de Nederlandse grens van het Romeinse rijk bewaakten, aten graan, vlees, vis, waterwild en schaaldieren. Dat is te lezen in het onderzoeksrapport ’Vroege Wacht’ dat de gemeente Utrecht liet uitvoeren naar een opgegraven Romeinse wachttoren.
De resten van de toren en de achtergelaten huisraad en etensresten bleken goed geconserveerd. Onderzoekers hebben hierdoor niet alleen het menu van de soldaten in kaart kunnen brengen, maar ook een nauwkeurige reconstructie kunnen maken van de binnen-en buitenkant van de toren.De resten van de toren werden in 2002 tijdens een opgraving gevonden in Leidsche Rijn. De vondst kreeg veel aandacht, omdat het de oudst bewaarde houten wachttoren van het Romeinse rijk betrof. De toren had een oppervlakte van ongeveer drie bij drie meter en telde vermoedelijk één verdieping met een balkon van waaruit de wacht werd gehouden. Beneden was een iets groter vertrek waar de soldaten sliepen in stapelbedden en kookten op een stookplaats.
Rond deze stookplaats is veel ’keukenafval’ gevonden. Daarmee werd het menu van de soldaten achterhaald. De wachters aten vlees en graan. Het vlees bestond vooral uit rund en in mindere mate uit schaap, geit en varken. Ook zijn er resten gevonden van eend, brasem, voorn, baars en snoek. De torenwachters aten zelfs zoutwatermosselen, die vermoedelijk vanuit het Nederlandse kustgebied werden aangevoerd.