Strijd over rusttijden voorlopig ten einde
De Tweede Kamer gaat akkoord met het voorstel van minister De Geus van Sociale Zaken om in het Arbeidstijdenbesluit vast te leggen dat werknemers in de handel en op kantoren per zeven dagen minimaal een aaneengesloten periode van 36 uur rust moeten krijgen.
Daarmee komt voorlopig een eind aan een jarenlang slepende politieke discussie. De Arbeidstijdenwet, die in 1995 van kracht werd, gunt iedere werknemer in de handel en op kantoren 60 uur aaneengesloten rust in een periode van negen dagen.
Al snel bleek dat deze bepaling strijdig is met een internationaal verdrag over rusttijden, waarin staat dat iedereen recht heeft op 24 uur rust per week. Daarop besloot het kabinet-Kok het verdrag op te zeggen, zonder hierover het parlement te raadplegen. Uiteindelijk blokkeerde de Senaat de wet die de opzegging achteraf moest goedkeuren, mede omdat minister Vermeend van Sociale Zaken een aantal procedurele fouten had gemaakt.
Sinds 1 mei van dit jaar is ons land weer partner in het ILO-verdrag over de rusttijden, zo verklaarde minister De Geus woensdag. Om strijdigheid met de internationale overeenkomst op te heffen, stelde hij de Tweede Kamer een wijziging van het arbeidstijdenbesluit voor. De regel is nu dat iedere werknemer in de handel en op kantoren 36 uur rust per zeven dagen moet krijgen. Bij uitzondering mogen werkgevers hun personeel 60 uur rust per negen dagen gunnen. Volgens De Geus gaat ons land daarmee verder dan het internationale verdrag. Dat biedt werknemers 24 uur rust per zeven dagen werken.
ChristenUnie-kamerlid Van Dijke en zijn SGP-collega Van der Staaij zijn niet helemaal gerustgesteld, zo bleek tijdens de commissievergadering. Ze hadden de wijziging liever in de Arbeidstijdenwet vastgelegd en niet in het Arbeidstijdenbesluit, dat uit de wet voortvloeit. Bovendien vinden zij dat er nog te veel uitzonderingsbepalingen mogelijk zijn.
Minister De Geus (CDA) stelde daartegenover dat hij met de uitzonderingsbepalingen aansluit bij bestaande regelgeving voor arbeid in zorginstellingen, landbouwbedrijfsleven en veiligheidsorganisaties. Hij voegde eraan toe dat door de technologische ontwikkelingen ook in handel en kantoor in toenemende mate continudiensten worden gedraaid. Daarvoor biedt deze regeling mogelijkheden.
Uiteindelijk stemde elke fractie in met de bepaling. Volgens SGP-kamerlid Van der Staaij is de nieuwe bepaling uiteindelijk beter dan de oude.