Prostitutie is een vorm van slavernij
Op 27 november heeft de Tweede Kamer met een verrassend grote meerderheid een motie aangenomen om het werk van pooiers strafbaar te stellen. De legalisering van de prostitutie was een dieptepunt in de paarse ontmanteling van de christelijke waarden en normen. Is er acht jaar na de opheffing van het bordeelverbod sprake van een moreel reveil?
De motie staat niet op zichzelf. Twee maanden geleden pleitte de Amsterdamse burgemeester Cohen voor een pooierverbod. De gemeente besloot 15 miljoen euro uit te trekken om prostitutiepanden op te kopen en de misstanden op de wallen terug te dringen. Minister Plasterk keerde zich tegen de verseksualisering van de media. Breed in de samenleving leeft er zorg over tieners, die volgens een onderzoek van de Amsterdamse GGD ”seks hebben” in ruil voor een spijkerbroek, een breezer of een hamburger. Begin november werd de regering verzocht een uitstapprogramma voor prostituees te faciliteren.In de motie van SGP’er Van der Staaij wordt minister Hirsch Ballin van Justitie gevraagd het souteneurschap strafbaar te stellen. In plaats van de prostituees, worden de mannen gestraft die van hun verdiensten leven. In Zweden is een wet van kracht waarin alle vormen van betaalde seks verboden worden. Iedere poging tot het kopen van seksuele diensten is daar strafbaar. In plaats van de prostituee zijn daar de prostituant, de bemiddelaar, de pooier en de exploitant strafbaar. Voor Nederland zou het een mooie volgende stap zijn als ook prostituanten beboet worden.
Rem
Blijkbaar is het nuttig dat niet alle christelijke partijen in de coalitie zitten. Hoewel CDA, PvdA en ChristenUnie in het regeerakkoord hadden aangegeven de prostitutie te zullen aanpakken, bleef de concretisering tot nog toe uit. Binnen de regering is het lastig voor de ChristenUnie om zich op ethisch terrein te profileren. Er moet altijd rekening worden gehouden met de coalitiepartners. De PvdA heeft moeite om afscheid te nemen van haar paarse verleden en stemde met VVD en D66 tegen deze motie. Het CDA stemde voor, maar heeft er belang bij te voorkomen dat de CU met christelijke veren gaat pronken. Ondanks de christelijke meerderheid in het kabinet zit er een rem op ethische initiatieven.
Bij de legalisering van de prostitutie in 1999 was de redenering van de paarse coalitie betrekkelijk eenvoudig: een bordeelverbod is moeilijk te handhaven, de seksbranche verdwijnt in de illegaliteit en dus moet prostitutie worden gezien als een gewone bedrijfstak, inclusief belastingsplicht. Misstanden zoals dwang, uitbuiting en het werken met minderjarigen of illegalen zouden krachtig worden aangepakt. Uitgangspunt was de vrijwilligheid bij de keuze voor het beroep, bij de mogelijkheid om uit te treden en bij de werkwijze. Principieel verzet kwam er alleen van de kleine christelijke fracties. Het CDA stemde in met opheffing van het bordeelverbod.
Inmiddels is duidelijk geworden dat er helemaal geen sprake is van een remmende werking op gedwongen prostitutie. Integendeel, het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) van het ministerie van Justitie constateerde dat de misstanden toenemen. Ruim 60 procent van de prostituees betaalt geen belasting en van zelfstandigheid is weinig sprake. Pooiers bemoeien zich op grote schaal met de werkzaamheden en de arbeidstijden; uitbuiting alom, gereguleerd door de overheid.
Dubbele moraal
De regulering van de prostitutie heeft oude papieren. In de middeleeuwen belastte het stadsbestuur van Amsterdam de schoutsknechten met het houden van twee bordelen. Om te voorkomen dat nette burgers er last van hadden, werden de bordelen naar de stadswallen verwezen. Prostitutie was een noodzakelijk kwaad en „hoeren werden op goede gronden door de heilige kerk geduld.” Met haar nadruk op kuisheid voor geestelijken werkte de kerk een dubbele moraal in de hand.
Wie denkt dat het na de Reformatie beter ging, wordt door historici uit de droom geholpen. In Oudewater werden de bordelen door de stadregering verpacht en ook in Gouda konden schoutsdienaren tot in 1593 rekenen op neveninkomsten uit bordelen. Voor de paardenmarkt in het Hollandse Valkenburg betaalden de Amsterdamse kasteleins een afkoopsom om prostitutie mogelijk te maken. In Delft was de schout belast met de bestrijding van prostitutie, maar tegelijk waren zijn rakkers de bordeelhouders. De burgemeesters gedoogden de prostitutie. De kerkenraad dreigde de overheid vanaf de kansel te „straffen over dese naelaticheijt.” Uiteindelijk moest de schout het veld ruimen. Delft was niet bordeelvrij, maar kon in ieder geval een beroep doen op de sterke arm om prostitutie te bestrijden.
In de negentiende eeuw was de heersende opvatting onder artsen dat de geslachtsdrift van de man wel zijn ”natuurlijk” beloop moest hebben, op straffe van fysieke en psychische klachten. Door de prostitutie werd ook voorkomen dat mannen zich aan fatsoenlijke vrouwen zouden vergrijpen. Verzet kwam er van de Nederlandsche Vereniging tegen de Prostitutie onder leiding van de Réveilman ds. Hendrik Pierson (1834-1923). Er werd een monsterverbond gesloten met het feminisme.
Ook toen waren er sociaaldemocraten die met een beroep op de vrouwenrechten de vrije seksuele moraal tegengingen. Volgens W. P. G. Helsdingen (1850-1921) waren vrouwen in bordelen overgeleverd „aan een ergerlijke, schandelijke en vernederende slavernij.” Op 16 maart 1911 aanvaarde de Tweede Kamer een wetsvoorstel waarin het houden van bordelen verboden werd.
Illusie
Vrijwilligheid bij prostitutie is een illusie. Het is altijd een vorm van slavernij. De prostituanten zijn verslaafd aan de bevrediging van hun seksuele behoeften. In de levensgeschiedenis van de vrouwen, en in sommige gevallen de mannen, die zich prostitueren speelt seksueel misbruik vaak een grote rol. Het blijkt in de praktijk zeer moeilijk om er uit te stappen. Prostituees zijn meestal geen zelfstandige ondernemers, maar slachtoffers van machtsmisbruik. Om nog maar te zwijgen over de slavernij van de vrouwenhandel. Jonge meisjes worden vanuit China op transport gezet met de belofte van een betere toekomst en belanden via een netwerk van Aziatische en Oost-Europese seksinrichtingen uiteindelijk in de West-Europese bordelen.
Prostitutie is van alle tijden. Genesis 38 beschrijft dat Juda als weduwnaar bij het schaapscheerdersfeest van zijn vriend Hira een prostituee bezoekt. Hij geeft zijn zegelring, snoer en staf als onderpand en laat zijn vriend het beloofde bokje bezorgen. Als hij de hoer niet terugvindt, besluit Juda het erbij te laten om zich niet belachelijk te maken. Juda houdt er wel een dubbele moraal op na, want als blijkt dat zijn schoondochter, de weduwe Thamar, zwanger is, eist Juda dat zij verbrand wordt. Zij toont dan met Juda’s onderpand aan dat hij de prostituant was en dwingt hem zo te erkennen dat zij rechtvaardiger is dan hij.
Geen legitimatie
Soms wordt beweerd dat het Oude Testament prostitutie accepteert. In een aantal Bijbelse geschiedenissen wordt inderdaad volstaan met een beschrijving, zonder moreel oordeel. Dat geldt bijvoorbeeld van Rachab, van Simson in Gaza en van de twee prostituees voor de rechterstoel van Salomo. Zelfs bij Juda en Thamar ontbreekt de afkeuring van de prostitutie als zodanig. Thamar moest verbrand worden omdat zij als ondertrouwde weduwe echtbreuk had gepleegd. Juda verweet zichzelf niet dat hij een publieke vrouw bezocht had, maar dat hij zijn zoon aan zijn schoondochter onthouden had.
Het Oude Testament biedt echter geen legitimatie voor prostitutie. De profeten hebben gewaarschuwd tegen de heidense tempelprostitutie. Israëls ontrouw tegenover de Heere wordt vaak vergeleken met overspel en hoererij. De profeet Hosea moest in zijn huwelijk de trouw van God uitbeelden door te trouwen met de prostituee Gomer. Ook in de wijsheidsliteratuur wordt gewaarschuwd voor de omgang met een vreemde vrouw. „Een hoer is een diepe gracht en een vreemde vrouw is een enge put” (Spreuken 23:27). Alles wat in de Schrift beschreven wordt, wordt nog niet voorgeschreven.
Bestrijden
Soms lijkt het erop dat de zonde gereguleerd wordt in de wet van God. Dat geldt onder andere voor de polygamie. Als een man twee vrouwen had, mocht hij de zoon van de beminde niet voortrekken als erfgenaam (Deuteronomium 21:15-17). Bij zulke teksten gaat het echter steeds om een inperking van bestaand kwaad. Ook nu kan de wetgever geroepen worden om het bestaande kwaad te reguleren om erger te voorkomen. Dat is principieel iets anders dan de legitimering van prostitutie als een normaal beroep.
In de cultuur van het oude Oosten werd overspel met een getrouwde vrouw als een zwaarder vergrijp gezien dan omgang met een hoer. Dit heeft te maken met de opvatting dat een vrouw behoorde tot de bezittingen van haar man. Overspel was schending van het eigendomsrecht van de man. Het is mogelijk dat dit culturele gegeven, net als bij polygamie, doorwerkt in de wijze waarop het Oude Testament over dit onderwerp schrijft. Bij de uitleg van de Schrift moet dan gelet worden op die elementen die kritisch staan tegenover de heersende cultuur. De cultuur leidde tot een dubbele moraal, maar de wet van Mozes legt man en vrouw bij overspel dezelfde straf op.
Vooral mag bij de uitleg van zulke teksten gewezen worden op een ontwikkeling in de Schriften zelf, waarbij de cultuur onder kritiek komt van de voortgaande openbaring. In het Nieuwe Testament is de vrouw geen bezit van de man, maar vormen zij samen een lichaam. Scherper dan in het Oude Testament wordt prostitutie afgewezen; hoereerders en overspelers plaatsen zich buiten Gods koninkrijk. Christenen zijn geroepen om de prostitutie waar mogelijk te bestrijden, maar zij moeten wel waken voor een hoogmoedige en veroordelende houding tegenover prostituees en hun klanten. In de adventstijd gedenken zij de komst van Hem Die Zich niet schaamde een Zoon van Juda en Thamar genoemd te worden. Hoeren en tollenaren ontvangen van Jezus vergeving van zonden en vernieuwing van hun leven.