Politieteam moet bij ramp snel sporen veiligstellen
AMSTERDAM - Snel en vakkundig cruciale sporen veiligstellen op de plaats van een ramp of calamiteit. Dat is een hoofdtaak van het nieuwe Landelijk Team Forensische Opsporing (LTFO).
Het nieuwe team werd donderdag gepresenteerd in Madurodam in Den Haag. Doel van het team is onder meer om kort na een ramp of calamiteit snel te beginnen met het zoeken naar sporen die kunnen leiden tot bijvoorbeeld de aanhouding van een terrorist. „Als je kort na de ramp forensische sporen mist, maak je dat niet gauw meer goed”, aldus Kees Möhring, directeur van het Nederlands Forensisch Instituut.Medewerkers van het NFI, dat ook participeert in het nieuwe team, leveren „toponderzoekers” om sporen op allerlei gebied te vinden, aldus Möhring. „Wij kunnen bijvoorbeeld snel mobiele telefoons of videocamera’s uitlezen. Ook kunnen we DNA-sporen vinden die bijvoorbeeld wijzen naar de identiteit van een zelfmoordterrorist.”
Möhring pleitte donderdag voor een blijvende vernieuwing in de wereld van de forensische opsporing. „Stilstand is achteruitgang. Het is onze taak om met de modernste middelen kennelijk onzichtbare sporen zichtbaar te maken. Zo kan aan de hand van een haar iemands geografische afkomst worden achterhaald. Of we kunnen door onderzoek aan de minuscule resten van een telefoon de fabriek achterhalen waar het toestel is gemaakt.”
Cruciaal is dat experts op het gebied van bommen en forensische opsporing nauw met elkaar samenwerken op een rampplek, stelt Bernard Welten, korpschef van Amsterdam-Amstelland. Hij is een van de motors achter de oprichting van het Landelijk Team Forensische Opsporing. Onder meer de Bijlmerramp in 1992 bracht hem daartoe. Het werk van het Rampen Identificatie Team (RIT), „de mannen in de witte pakken”, maakte op de politieman een „onuitwisbare” indruk. De RIT’ers identificeren slachtoffers.
Ook een bezoek aan de plek in 2005 in Beiroet waar een dodelijk aanslag werd gepleegd op oud-premier Hariri, bepaalde Welten bij de noodzaak in eigen land een gespecialiseerd forensisch team bij de hand te hebben. „In de buurt van de 8 meter diepe krater werd zes maanden na de aanslag een portemonnee gevonden. Door forensisch onderzoek kon een slachtoffer worden geïdentificeerd.”
Het belang van forensisch bewijsmateriaal is groot, betoogt Welten. „Forensische sporen zijn meer waard dan verhalen van mensen. Vingersporen liegen niet, mensen wel.”
Het nieuwe team telt 130 medewerkers, die worden gerekruteerd uit de regionale korpsen. Enkele weken per jaar oefenen de teamleden met elkaar.
Onder de medewerkers zijn ook de leden van het RIT en de medewerkers van het Samenwerkingsverband Forensische Opsporing Bomexplosies (SFOB).
Bij calamiteiten in Nederland wordt het nieuwe team geacht binnen 2,5 uur na alarmering op rampplek te zijn. Het team kan ook in het buitenland worden ingezet. De medewerkers beschikken over speciale kleding, die bescherming biedt bij bijvoorbeeld een aanslag met biologische wapens.