Dat beveiligingsman P. van B. tijdens een verkeerscontrole in december 2005 beter zijn mond tegen twee agenten had kunnen houden, staat als een paal boven water. Als gevolg van het incident is hij zijn beveiligingsvergunning en baan kwijtgeraakt. Dat was echter een erg harde sanctie, meent de Raad van State.Begin december 2005 werd Van B. tijdens een nachtelijke alcoholcontrole door twee agenten aangehouden. Een politieman en een naar eigen zeggen geïrriteerde Van B. raakten in gesprek over zijn werk als beveiliger en portier. Van B. zou die jaarwisseling als portier in een Arnemuidense kroeg werken. Hij had een paar dagen voor de controle net zijn beveiligingsvergunning teruggekregen, die hij eerder om andere redenen tijdelijk moest inleveren.

Volgens de raadsvrouw van Van B. raakte haar cliënt geïrriteerd door de ’ondervraging’ van een agent. Die vroeg hem onder meer wat Van B. zou doen als het tijdens de jaarwisseling in café ’t Boven uit de hand zou lopen. Volgens het proces-verbaal zou Van B. hebben gezegd dat hij dan rustig op zijn kruk zou blijven zitten en niet zou ingrijpen, omdat hij vlak bij het café woont en iedereen hem kent.

De politieagent nam de opmerking zwaar op en stelde beveiligingscontroleur F. Bouman van de politie op de hoogte. Die trok vervolgens Van B.’s vergunning in, waarop hij door zijn beveiligingsbedrijf op straat werd gezet.

Eerder al stelde de rechtbank in Middelburg Van B. in het gelijk. De rechter stelde vast dat de agenten een verkeerscontrole hielden, en geen controle van de beveiligingsvergunning van Van B. De rechtbank sluit niet uit dat Van B. uit irritatie een gekscherende opmerking plaatste. De korpschef van de politie Zeeland ging tevergeefs tegen de uitspraak in hoger beroep bij de Raad van State.

Van B. kan met de uitspraak in de hand genoegdoening van de politie eisen. Of hij zijn vergunning terugkrijgt, is nog niet duidelijk.