Binnenland

„Een onsje meer voor de krijgsmacht”

Minister Van Middelkoop van Defensie staat aan de vooravond van een van de belangrijkste besluiten uit zijn loopbaan: Wel of geen verlenging van de missie in Uruzgan. Maandag spreekt hij erover op een debatavond van deze krant. „Je kunt troepen uitzenden met de steun van de helft plus één. Maar dat is te steriel.”

Kees de Groot en Evert van Vlastuin
9 November 2007 17:38Gewijzigd op 14 November 2020 05:16

Van de onderwerpen die de minister maandagavond ter sprake wil brengen, gaat vooral de maatschappelijke waardering van de krijgsmacht hem aan het hart. Tijdens internationale contacten met Amerikanen, Canadezen en Australiërs is hem gebleken dat in die landen uitgesproken waardering bestaat voor militairen. „De krijgsmacht heeft in de geschiedenis van die landen een belangrijke rol gespeeld bij de staatsvorming. Veldslagen van lang geleden, zoals die bij Gallipoli, herdenken ze nog jaarlijks.”In Nederland bestaat zeker ook waardering voor het leger, maar dan meer onder de oppervlakte. „Nederland is van Napoleon tot 1940 neutraal geweest en heeft dus een heel andere verhouding tot de krijgsmacht ontwikkeld.”

Op het ministerie van Defensie zelf heeft de krijgsmacht niet te klagen over respect en romantiek. Bij de ingang staat een grote buste van Michiel de Ruyter. Een schilderij van deze admiraal hangt ook op de werkkamer van de minister. Boven het tweezitsbankje waar hij zijn bezoek ontvangt. „De secretaris-generaal van de NAVO heeft daar al twee keer gezeten.”

In de ministerskamer zijn de computer en de telefoon de enige bewijzen dat we vandaag leven. Verder ademt alles nog de oorspronkelijke sfeer van het 250 jaar oude gebouw. Het meubilair is strengklassiek, op de vloer ligt parket en in de achterwand is de haard. Kijkt de minister naar buiten, dan ziet hij links het statige deel van het Kamergebouw waar vroeger Justitie zat. En rechts is het Plein, met het standbeeld van Willem van Oranje.

In deze omgeving bedenkt Eimert van Middelkoop zijn plannen om de krijgsmacht beter te waarderen. „Als samenleving moeten we meer om onze militairen en hun thuisfront heen gaan staan.”

Prettige samenwerking
De minister zwaait inmiddels negen maanden de scepter over zijn departement. „Het is prettig om met militairen samen te werken. Ze zijn zeer gemotiveerd. Dat geeft me veel steun.”

Hoe is het om minister te zijn?
Van Middelkoop denkt lang na; houdt even de hand voor de ogen. „Het is af en toe ongelooflijk zwaar, dat zal ik niet verhelen. Dit departement is een prachtorganisatie, ik ga er elke dag met plezier heen. Elke ochtend beginnen we om negen uur met een beraad over onder meer het verloop van de missie in Uruzgan, met onder anderen de commandant der strijdkrachten.

Politiek kan ik ook genieten van de complexe vraagstukken waarmee ik te maken heb. Toch draag ik steeds een besef van ongewisheid met me mee. Vervelend nieuws kan elk moment via de blackberry of de deur binnenkomen. Dat maakt mijn werk tot een heel intensieve ervaring.”

De bewindsman omschrijft zichzelf als een „slow starter.” Hij moest wennen aan het dragen van bestuurlijke verantwoordelijkheid -„ik mag graag wat speels zijn, maar dat moest ik afleren”- en moest zijn draai zien te vinden in de omgang met de Kamer. „Er komt heel wat op je af als je moet omschakelen van ’kleine kruidenier’ op het Binnenhof naar het runnen van een grote organisatie”, aldus de oud-senator van de ChristenUnie. Inmiddels zit hij prima in zijn vel.

De laatste twintig jaar kende Defensie vrijwel alleen niet-confessionele ministers. Doet u de dingen anders?
„De continuïteit is groter dan de veranderingen. Soms doet zich een gelegenheid voor waarbij mijn gereformeerde achtergrond naar voren komt. Ik denk aan een debat over clustermunitie. Enerzijds wil ik die munitie niet, anderzijds zie ik de militaire noodzaak om erover te beschikken. In mijn betoog tegenover de Kamer heb ik dat gelegd naast de mozaïsche wetgeving: Oorlogen zijn af en toe noodzakelijk, maar voer die op zo’n manier dat het leven zich daarna kan voortzetten. Heel concreet: Je mag een slag leveren, maar je moet de fruitbomen laten staan. Ik weet dat dit goed is overgekomen.

Als ik op kazernes kom, valt me ook altijd de prettige beschaafde sfeer op. Ik begrijp natuurlijk dat men niet vloekt als de minister in de buurt is. En bij de marine is het bijvoorbeeld vast gebruik om voor de maaltijd even stil te zijn.”

Worsteling
In 2002 verliet u teleurgesteld de Kamer, omdat een ander uw plaats innam. Maar twee weken geleden was u gastheer voor 25 NAVO-ministers in Noordwijk. Bent u echt zo’n man van uitersten?

Lachend: „Door de omstandigheden misschien, maar niet qua karakter. Ik ben vrij gelijkmatig en evenwichtig.”

In Noordwijk kreeg u diverse toezeggingen van landen die Nederland willen bijstaan in Uruzgan. Inmiddels lijkt u zeker van steun van de coalitie voor een verlenging van de missie omdat de PvdA nu ook akkoord zou zijn.

Beslist: „Ik bemoei met niet met de standpunten van fracties. Daar ben ik heel dualistisch in. Van een afstand heb ik gevolgd hoe de PvdA destijds, na een constructieve worsteling, akkoord ging met de lopende missie. Dat vond ik heel chic en goed gedaan.”

In Noordwijk benadrukte u binnen het NAVO-beraad nogal dat terugtrekking nog steeds een optie is. Ligt dat twee weken later nog zo? „Aan die standaardpositie is niets veranderd.”

De VVD stelt als eis voor steun aan een verlenging dat er een grote bondgenoot moet worden gevonden en dat er extra geld naar Defensie moet. Kunt u hen ook over de streep trekken?
„Ik lees zulke dingen ook in de krant. En neem ze mee in mijn afwegingen.”

Hoe belangrijk vindt de regering brede parlementaire steun bij zo’n uitzending?
„Het kabinet streeft naar een zo breed mogelijk draagvlak voor missies. Dat is een wijsheid die we hebben na vijftien jaar ervaring met buitenlandse operaties. Formeel kun je de troepen uitzenden met een steun van de helft plus één. Maar dat is te steriel.

Een kabinet overweegt zo’n besluit ook zeer zorgvuldig. Als parlementariër, zo is mijn ervaring, moet je dan wel heel zware argumenten hebben om nee te zeggen tegen een missie. Meer nog dan bij andere besluiten.”

Omslag
Op Prinsjesdag liet Van Middelkoop weten onderzoek te willen doen naar het decennialang dalende budget van de krijgsmacht en de tegelijkertijd oplopende hoeveelheid taken van het leger.

In Kamer en kabinet heeft een omslag plaatsgevonden, constateert hij tevreden. Defensie zit niet langer in de hoek waar de financiële klappen vallen, maar krijgt er geld bij. „Vijfhonderd miljoen euro is een bescheiden bedrag, maar als politiek signaal is het geweldig belangrijk.”

Maar al sinds jaar en dag is de defensiebegroting niet meer dan wat de beruchte ’kaasschaaf’ overlaat. Dat kan elk jaar anders liggen.

„Precies. En daarom ben ik juist zo trots op deze coalitie, omdat die wel de principiële vraag stelt: Wat heeft de samenleving over voor een krijgsmacht? Voor het eerst in tijden is niet de kaasschaaf toegepast, maar mag het zelfs een onsje meer zijn. Op dat goede spoor, zoals de apostel zegt, gaan we verder.”


Krijgsmacht al jarenlang gekortwiekt
Een Kamermeerderheid verwees deze week een PvdA-plan voor een drastische reorganisatie binnen de krijgsmacht naar de prullenbak. Het voorstel van de sociaaldemocraten laat iets zien van de voortdurende pogingen in de afgelopen 15 jaar om in het defensieapparaat te snoeien, terwijl de regering in het huidige tijdsgewricht de ambitie heeft om ook in het hoogste geweldsspectrum op te treden.

Het einde van de Koude Oorlog -begin jaren negentig- betekende voor de krijgsmacht het begin van een periode van grote veranderingen. De dreiging van een grootschalig conflict was verleden tijd. De Defensienota (1991), de Prioriteitennota (1993), de Novemberbrief (1994) en opnieuw een Defensienota (2000) stonden garant voor een ingrijpende afslanking van de krijgsmacht.

De Prinsjesdagbrief van 2003, getooid met de titel Nieuw Evenwicht, zette bezuinigingen in gang die volgens de bewindslieden „hun weerga in de Nederlandse geschiedenis niet kennen.” De keuze voor een zogeheten expeditionaire (volledig inzetbare) krijgsmacht kwamen vooral bij het personeel van defensie hard aan. Van de 72.000 mensen die op dat moment bij de krijgsmacht werkten, moesten er zo’n 12.000 weg. De bezuinigingsoperatie die in 2003 is ingezet, doet zich tot op de dag van vandaag nog steeds gelden.

De personele omvang van de totale krijgsmacht is in de afgelopen jaren sterk gedaald. In 1989, net voor de val van de Berlijnse Muur, werkten bijna 130.000 mensen -burgers en militairen- bij de krijgsmacht. In 1991 was dat aantal teruggebracht tot bijna 118.000, in 1995 tot 90.000 en in 2002 tot 76.000. In januari van dit jaar stond de teller op 69.257.

De ontwikkeling van het beschikbare defensiebudget laat sinds 1989 eveneens een dalende lijn zien. In 1989 werd nog 3,1 procent van het bruto nationaal product (bnp) voor defensie uitgetrokken, tegenwoordig ligt dat percentage rond de 1,5.

Landmacht
In 1989 beschikte de Koninklijke Landmacht over bijna 25.000 beroepsmilitairen, 45.000 dienstplichtigen en 12.000 burgers. De rol van het Eerste Legerkorps -bijna 60.000 militairen- om in NAVO-verband de Noord-Duitse laagvlakte te beschermen tegen aanvallen van het Warschaupact was uitgespeeld.

Van het Eerste Legerkorps bleven alleen de Luchtmobiele Brigade -in 1992 opgericht-, 2 gemechaniseerde brigades en wat ondersteunende eenheden over. De dienstplicht kwam in 1995 te vervallen en in hetzelfde jaar werd het Eerste Duits-Nederlandse Legerkorps opgericht.

In 1993 had de landmacht nog de beschikking over in totaal 900 tanks. Intussen heeft het Nederlandse leger niet meer dan 88 Leopards. In de nieuwste kabinetsplannen moeten 2 tankeskadrons met in totaal 28 Leopards de deur uit en blijven er nog maar 60 over. Pikant detail is dat de beleidsmakers ervan uitgaan dat de rol van de tank is uitgespeeld, maar dat Canada, dat de tanks van Nederland koopt, eind dit jaar de Leopards gaat inzetten in de Afghaanse provincie Helmand.

Bovendien stoot defensie 2 vuurmondbatterijen met in totaal twaalf pantserhouwitsers af. Van de 36 geavanceerde kanonnen blijven er niet meer dan 24 over.

Luchtmacht en marine
In 1989 had de luchtmacht de beschikking over 213 F-16’s, tegenwoordig zijn dat er 105. In de nieuwe begroting moeten 18 toestellen verkocht worden. Omdat er 15 F-16’s voor training beschikbaar blijven, zijn straks niet meer dan 72 gevechtsvliegtuigen operationeel. Daarbij dient wel te worden opgemerkt dat de huidige, sterk gemoderniseerde F-16 niet een op een te vergelijken is met een exemplaar uit 1979.

Grote operaties als die in Afghanistan komen onder zware druk te staan. Van de 72 operationele F-16’s zal een groot deel uitvallen als gevolg van lang periodiek onderhoud. Met een nijpend tekort aan monteurs wordt dat onderhoud steeds lastiger. Een NAVO-missie als Allied Force (1999) waarbij in de Kosovo-oorlog in totaal niet minder dan 20 Nederlandse F-16’s tegelijkertijd deelnamen aan bombardementen op Servische doelen, zal in de toekomst vrijwel onmogelijk zijn.

Het snoeimes heeft ook de Koninklijke Marine niet ongemoeid gelaten. In 1989 beschikte ze nog over 14 fregatten, 26 mijnenjagers, 6 onderzeeërs en 2 bevoorraders. De Marine Luchtvaartdienst had de beschikking over 13 patrouillevliegtuigen van het type Orion P-3 en 22 Lynxhelikopters. De Orions zijn allemaal verkocht en marinevliegkamp Valkenburg is dicht. De nieuwe NH-90-helikopter moet de huidige 20 Lynxheli’s vervangen.

Bert Monster


„Politieke ambities krijgsmacht nu al nauwelijks gehaald”
Met het in juni vorig jaar geactualiseerde rapport Nieuw Evenwicht (2003) maakte de regering duidelijk wat de toekomstige rol van de krijgsmacht in haar ogen moet zijn. De ambities zijn er, maar zijn ze ook haalbaar? „Het politieke ambitieniveau kan nu al met moeite worden gehaald”, zegt luitenant kolonel dr. Marcel de Haas, krijgskundig onderzoeker bij Instituut Clingendael.

De plannen in Nieuw Evenwicht komen erop neer dat Nederland met een brigade landstrijdkrachten, twee squadrons jachtvliegtuigen of een maritieme taakgroep voor maximaal een jaar wil deelnemen aan een operatie in het hogere geweldsspectrum.

Bovendien moeten troepen geleverd worden aan de reactiemacht van de NAVO en aan de EU battlegroups. Boven dat alles wil het kabinet ook nog garanderen dat maximaal 25 procent van de krijgsmacht beschikbaar is voor taken die te maken hebben met de binnenlandse veiligheid.
Volgens De Haas is er spanning tussen wat de regering wil en wat er kan. „Defensie heeft te kampen met een groot personeelstekort. Er is vooral te weinig technische en medisch personeel en vliegers. Bovendien zijn er financiële problemen. Tanks en de in Uruzgan uiterst succesvolle houwitsers worden verkocht om het geldtekort tegen te gaan en de operatie in Afghanistan draaiende te houden.”

De Haas vindt dat het de regering ontbreekt aan een gefundeerde visie op het buitenlandse en het veiligheidsbeleid.

Defensie is volgens De Haas een soort speelbal geworden, doelend op het recente plan van de PvdA voor een drastische reorganisatie bij de krijgsmacht. „Daarmee degradeert de krijgsmacht tot een instrument van Ontwikkelingssamenwerking. Zulke wilde plannen wekken onrust bij het personeel en doen de Nederlandse positie binnen de EU en de NAVO geen goed.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer