Het laatste duwtje
De deur staat al ver open. Homo’s mogen trouwen met wie ze willen. Ze kunnen zelf kiezen welke uitgaansgelegenheid ze bezoeken. Niemand houdt hen tegen om aan de slag te gaan bij de politie, burgemeester te worden of welke hoge functie dan ook te verkrijgen. Een uitbundige grachtenoptocht door Amsterdam is geen probleem. Er is één maar: de acceptatie van homo’s -onder orthodoxe christenen bijvoorbeeld- laat volgens velen te wensen over. Geeft de homo-emancipatienota van minister Plasterk morgen het laatste duwtje tegen de deur?
Glunderend zat de coördinerend minister voor homobeleid vier maanden geleden bij de 40.000e gastles van het COC, Nederlands machtigste homobelangenorganisatie. Vlak voor hij de Amsterdamse vmbo-school verliet, stak hij de loftrompet over de voorlichtingsles. „Zo’n vrolijke jongen lijkt me een echt rolmodel. Als ik hem zie, denk ik niet dat het ellendig is om een homo te zijn.”Deze ontspannen sfeer tekent de uitstekende verhouding tussen overheid en homobeweging. Na het bevechten van het discriminatieverbod én het verkrijgen van gelijke rechten in de twintigste eeuw gaat de derde fase van de emancipatiestrijd van de Nederlandse homobeweging vooral om sociale acceptatie, stelt Gert Hekma, universitair docent homostudies aan de Universiteit van Amsterdam. „Na de openstelling van het huwelijk voor paren van hetzelfde geslacht in 2001 zijn er juridisch gezien nog slechts kleine restjes in onze wetgeving aanwezig die homoseksuelen achterstellen. Dan denk ik bijvoorbeeld aan het moederschap voor lesbische vrouwen en het gegeven dat onze koningin geen homoseksuele relatie mag aangaan. Voor de rest is het een gelopen race. Het zal steeds normaler worden om zich naar buiten toe als homo te presenteren.”
Om de sociale acceptatie van homoseksuelen te vergroten zal de homobeweging zich vooral beijveren om zichtbaarder aanwezig te zijn in de samenleving, denkt Hekma. „Dat zal vooral gebeuren via het onderwijs, de emancipatiemachine bij uitstek.”
De gedachte van Hekma komt overeen met de beleidsvisie die de homobeweging enkele maanden geleden het kabinet heeft aangeboden en in de zomer tijdens een rondetafelgesprek mocht toelichten. ”De vrijblijvendheid voorbij” luidt daarin het devies.
„Het zichtbaar hand in hand lopen moet voor homo’s, lesbo’s en bi’s net zo vanzelfsprekend zijn als voor hetero’s. Zichtbaarheid in het openbaar moet een speerpunt worden van een grotere zichtbaarheidsactie”, benadrukken het COC en zo’n 120 andere homo-organisaties in de gezamenlijke beleidsvisie. Als het aan deze organisaties ligt, zet Plasterk vooral in op het vergroten van de acceptatie en zichtbaarheid van homoseksuelen in het onderwijs, op de arbeidsmarkt, in de zorgsector en in de sportwereld. Ook moet de regering zich beijveren om ministers af te vaardigen naar belangrijke homo-evenementen en zou het Koninklijk Huis voor het eerst een werkbezoek aan het COC moeten afleggen. Naar verwachting zal prins Willem-Alexander dat deze maand ook gaan doen.
„We willen vooral een uitbreiding van artikel 1 van de Grondwet door het verbieden van discriminatie op grond van seksuele gerichtheid of homoseksualiteit daaraan toe te voegen”, benadrukt dr. Judith Schuyf. Zij is senior adviseur lesbisch en homobeleid bij Movisie, het kennis- en adviescentrum voor maatschappelijke ontwikkeling. „Het is een langgekoesterde wens om in rechtszaken en kwesties die spelen bij de Commissie Gelijke Behandeling een sterkere positie te kunnen krijgen voor homo’s. Op dit moment wint de vrijheid van godsdienst en meningsuiting het altijd van het verbod om te discrimineren. Daarnaast gaan we voor een nieuwe hatecrime-wet, waardoor het geweld tegen homo’s harder kan worden aangepakt.”
Een in opdracht van toenmalig minister Pechtold in het leven geroepen Commissie Rechtsgevolgen heeft vorig jaar geconcludeerd dat het opnemen van nieuwe gronden in artikel 1 van de Grondwet slechts beperkte juridische meerwaarde biedt. Om die reden heeft Plasterk vlak voor de zomer aangegeven dat grote terughoudendheid is gewenst waar het gaat om het aanpassen van grondrechten. Met het oog op het feit dat D66 vorige maand toch een wetsontwerp heeft ingediend om artikel 1 van de Grondwet uit te breiden -alleen in de Algemene wet gelijke behandeling staat homoseksualiteit nu als specifieke grond-, denkt Schuyf niet dat de wens van de homobeweging zomaar van tafel wordt geveegd.
Toleranter
Naast de beleidsvisie van de homobeweging vormt het vorig jaar verschenen onderzoek ”Gewoon Doen” van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) de belangrijkste bouwsteen voor de emancipatienota van minister Plasterk, die naar verwachting morgen door het kabinet wordt besproken.
Uit deze studie -Hekma was als redactielid betrokken bij de totstandkoming daarvan- komt het beeld naar voren dat Nederland de afgelopen decennia steeds toleranter is geworden ten aanzien van homoseksualiteit. Volgens de onderzoekers is Nederland zelfs een van de meest tolerante landen als het gaat om de maatschappelijke acceptatie van homoseksualiteit. Hooguit 5 procent van de bevolking wijst homoseksualiteit in zijn geheel af, vooral in religieuze en allochtone kring.
Uit interviews met homoseksuele mannen en vrouwen zou wel blijken dat de naaste omgeving in het begin nogal eens moeite heeft met het feit dat een familielid homoseksueel blijkt te zijn. Dit geldt vooral in orthodox-religieuze hoek. Hekma: „Toch is het te simpel alleen naar deze groep te kijken, want de afkeer van openlijke homoseksualiteit is in brede lagen van de Nederlandse bevolking aanwezig.”
„Vooral in het strenggereformeerde volksdeel in de zogenaamde biblebelt, dat de verzuilde ”autonomie in eigen kring” nog altijd koestert en in stand houdt, wordt homoseksualiteit op Bijbelse gronden afgewezen, waardoor homoseksualiteit nog nauwelijks bespreekbaar is”, schrijven COC-voorzitter Van Dalen en directeur Marijke Steenbergen van Movisie in de beleidsvisie.
Volgens Hekma is er echter een duidelijke omslag zichtbaar in het christelijke denken. „Ik neem een levendige discussie waar, waardoor sprake is van een nieuwe fase die leidt tot een tolerante houding ten opzichte van homoseksualiteit. Dat er onlangs christenen hebben gepleit voor een eigen boot op de Gay Pride zou tien jaar geleden totaal ondenkbaar zijn. Dat het idee direct weer van tafel is gehaald, doet daar niets aan af.”
Ook Schuyf ziet een intern emancipatieproces in de reformatorische kring. „Ik was van de zomer aanwezig bij een rondetafelgesprek tussen minister Plasterk en de homobeweging. Tot mijn verbazing telde ik zo vier of vijf christelijke homo-organisaties. Ik wist niet dat het er al zo veel waren”, zegt Schuyf. Tijdens het gesprek zat ze naast Johan Quist van RefoAnders. „Lange tijd hadden christenen geen andere keuze dan de kerk verlaten of hun homoseksualiteit opgeven en was het thema vrijwel onbespreekbaar. Het is nieuw dat christelijke organisaties zo duidelijk op de voorgrond treden.”
Als het aan de homobeweging ligt zal het beleid met het oog op orthodoxe christenen moeten rusten op vier belangrijke pijlers: ondersteuning van het werk van christelijke homo-organisaties, het vervaardigen van lespakketten voor het protestants-christelijk onderwijs, het kerkelijk jeugd- en jongerenwerk betrekken bij de ontwikkeling van opvang en informatiemateriaal en het opzetten van trainingsprogramma’s voor de specifieke opvang van christelijke homo’s. Hekma: „Het is duidelijk dat je essentiële zaken moet aanpakken via het onderwijs.”
Onderwijsinspectie
Ook prof. dr. R. A. P. Tielman van de Universiteit Utrecht hoopt dat minister Plasterk zijn pijlen vooral zal richten op scholen. „Ik denk dat hij een eind wil maken aan de vrijblijvendheid waarmee nu met de homoproblematiek wordt omgegaan, bijvoorbeeld door de onderwijsinspectie beter te laten toezien en voorlichtingsprojecten mogelijk te maken.”
Minister Plasterk onderstreepte vlak voor de zomer in een overleg over het homo-emancipatiebeleid dat een school nooit op grond van het enkele feit van homoseksualiteit onderscheid mag maken bij de vervulling van vacatures. „Een school mag een leraar uitsluitend vanwege het feit dat hij of zij homoseksueel is of samenwoont met iemand van hetzelfde geslacht, niet weigeren. Daarnaast is iedere school gehouden aan invulling van de kerndoelen in het onderwijs, waarbij onder andere homoseksualiteit besproken kan worden op een manier die aansluit bij de algemene acceptatie in ons land.”
Mag een reformatorische school het Bijbelse standpunt blijven uitdragen dat het praktiseren van homoseksualiteit een brug te ver is? Tielman: „Je kunt iets een zonde vinden, zonder dat dit ertoe hoeft te leiden dat je aanzet tot discriminatie of geweld. Op dit moment zie je wel vaak een morele veroordeling van homoseksualiteit en niet van het geweld tegen homo’s en lesbo’s. Dat zal beter uit de verf moeten komen.”
Dit is het eerste deel in een serie over de homo-emancipatie. Morgen in het katern Mensen deel 2.