Minder vogels en meer adders op de heide
BILTHOVEN - De heidegebieden in Nederland staan onder druk. Karakteristieke diersoorten verdwijnen doordat de gebieden steeds droger worden en er meer bomen en gras groeien.
Dat meldt het Centraal Bureau voor de Statistiek op basis van gegevens van het Milieu- en Natuurcompendium.De populaties van enkele diersoorten op de hei namen sinds 1990 af met ongeveer 65 procent. Vooral vogels en dagvlinders op open, droge heidegebieden komen minder vaak voor. De duinpieper en de klapekster zijn helemaal verdwenen, terwijl broedvogels als het korhoen in aantal afnamen. Sommige soorten zijn echter wel toegenomen, waaronder de boomleeuwerik.
Het aantal dagvlinders daalde relatief het sterkst. Het vals heideblauwtje en de kleine heivlinder zijn inmiddels bijna of helemaal niet meer op de heide waar te nemen.
Tegenover de afname van het aantal vogel- en vlindersoorten door de vergrassing en de verbossing, staat een toename of stabiel blijvend aantal libellen, reptielen en amfibieën. Adders, gladde slangen en zandhagedissen duiken steeds vaker op op de hei, al zijn deze soorten wel minder talrijk dan enkele decennia geleden.
De heikikker en de poelkikker komen nog ongeveer evenveel voor als begin jaren negentig.
De groep van heidelibellen doet het als geheel goed. Libellensoorten die rond vennen leven, profiteren mogelijk van het warmer wordende klimaat. Vier soorten, waaronder de koraaljuffer en de tengere pantserjuffer, nemen in aantal toe. Vier andere soorten, waaronder de speerwaterjuffer, komen juist minder vaak voor.