Vier mannelijke medeverdachten in de leeftijd van 20 tot 25 jaar kregen gevangenisstraffen van vier tot vijf maanden. De rechtbank achtte bewezen dat zij Mostafa Ait Haddouch in groepsverband hebben mishandeld. De eis van het openbaar ministerie (OM) was twaalf maanden cel, waarvan zes voorwaardelijk.De steekpartij leidde destijds tot hevige onrust in de buurt. Circa tweehonderd Marokkaanse jongens gingen op zoek naar de daders, allen negroïde mannen. Zij vernielden onder meer enkele woningen.

Aanleiding voor het incident was een verkeersruzie eerder op de dag. Daarbij werd G. naar eigen zeggen in elkaar geslagen door Ait Haddouch. Hij haalde daarna thuis een mes, om vervolgens met vrienden op straat te gaan rondhangen.

De groep kwam de Marokkaanse man later op de avond tegen, waarna opnieuw een vechtpartij ontstond. Zowel G. als Ait Haddouch trokken daarbij een mes. De laatste werd drie keer gestoken en overleed later in het ziekenhuis.

De rechtbank kwam tot een lagere straf dan de eis van justitie, onder meer omdat zij niet was overtuigd van de bewering van het OM dat G. zijn opponent met voorbedachten rade had vermoord. „Uit de bewijsmiddelen blijkt eerder van een voornemen van verdachte en de groep om het slachtoffer angst aan te jagen, dan wel een pak slaag te geven."

De rechters vonden het verder „aannemelijk" dat B. zijn mes slechts had meegenomen omdat hij bang was en zichzelf wilde beschermen. Bovendien is het volgens hen „zeer waarschijnlijk" dat Ait Haddouch als eerste zijn wapen trok. De rechtbank liet verder meewegen dat G. spijt had betuigd.