Pronk: Onderhandel met Taliban
UTRECHT (ANP) – De Nederlandse vredesmissie in Afghanistan kan alleen succes hebben als het Westen gaat onderhandelen met aanhangers van de Taliban. Humanitaire hulp en vredestroepen zijn nodig, maar niet voldoende om de problemen van Afghanistan op te lossen.
Dat stelde oud-minister Pronk zaterdag vast bij de opening van de 41e Vredesweek. Onder het thema Vechten voor Vrede stelt de kerkelijke vredesbeweging IKV Pax Christi de komende dagen vredesmissies centraal. Zaterdag ging de discussie vooral over de Nederlandse vredesmissie in Afghanistan. Pronk zei dat het Westen soms moet onderhandelen met partijen die zich gruwelijk hebben misdragen, omdat er anders geen perspectief is op een blijvende uitweg uit een situatie van onderdrukking en geweld.De oud-minister, die al bij de eerste Vredesweek in 1967 betrokken was, verwees naar Mozambique, waar de rechtse beweging Renamo tal van gruwelijke misdaden op haar geweten had. Toch begonnen in 1991 onderhandelingen met die beweging over een vredesregeling. Het leidde tot een stopzetting van het geweld in het Afrikaanse land. Renamo werd een gerespecteerde politieke partij.
Door „onze zuiverheid", de weigering te praten met groeperingen met bloed aan hun handen, creëren wij vaak gewelddadige organisaties, zei Pronk. Hij noemde als voorbeeld de weigering om Hamas als gesprekspartner in de Palestijnse gebieden te aanvaarden. Daardoor wenden Palestijnen zich tot nog radicalere organisaties.
Pronk kreeg steun van directeur Jan Gruiters van IKV Pax Christi. Hij zei dat de huidige vredesmissie in Afghanistan „ernstige tekortkomingen" kent. Niet alleen ontbreekt een dialoog met gematigde Taliban, ook blijft het volgens Gruiters „dweilen met de kraan open", als niet via internationaal overleg wordt tegengegaan dat nieuwe extremistische strijders uit Pakistan Afghanistan binnentrekken.
Ook zal de „opiumeconomie" elke vorm van goed bestuur in Afghanistan blijven ondermijnen, als het Westen geen strategie bedenkt die zich richt op „gesubsidieerde en alternatieve gewassen". Hij riep de Nederlandse regering op deze en soortgelijke vragen „overtuigend en oprecht" te antwoorden, om zo een breed maatschappelijk draagvlak voor de missie in Afghanistan te scheppen.