Nederlanders hebben het meeste vertrouwen in het leger (75 procent) en de politie (72 procent). Erg laag scoren politieke partijen met 38 procent.

Het slagingspercentage voor het eindexamen is in het havo gestegen van 84 procent in 1995 tot 90 procent in 2005, in het vwo van 87 naar 94 procent.

Een kwart van de basisscholen in de vier grote steden is zwart. Het aantal zwarte scholen is niet verder gestegen.

Ouders vinden lesuitval een groot knelpunt in het onderwijs. Net als in 2000 vindt de helft van hen dat scholen het op dit punt slecht of matig doen.

Het rekenniveau op de basisschool daalt. Een kwart van de leerlingen verlaat de basisschool zonder behoorlijk te kunnen lezen.

Vier van de vijf Nederlanders voelen zich gezond en vinden dat ze gezond leven. Het aantal personen met een beperking neemt tegelijkertijd toe.

Van de Nederlandse burgers vindt 16 procent dat zij over te weinig vrije tijd beschikken. De vrije tijd is gedaald van 45,8 uur in 1995 naar 42,1 uur in 2005.

De bevolking brengt al tien jaar lang twee derde van de vrije tijd thuis door. Meer dan de helft daarvan besteedt zij aan media.

Nederlanders besteden sinds 1995 ruim een uur minder aan sociale contacten, maar dit betekent niet dat de contacten oppervlakkiger worden.

Gezinnen beschikken steeds later over een eengezinswoning. Ouderen blijven langer dan voorheen in een eengezinshuis wonen.

In de afgelopen tien jaar is de arbeidsparticipatie van vrouwen gestegen van zo’n 45 naar 56 procent.

In 1995 werkten bij ruim 53 procent van de paren beide partners, in 2006 was dat ruim 63 procent.

Een grote meerderheid van alle vrouwen werkt in deeltijd.

Het gemiddeld besteedbaar inkomen van huishoudens in Nederland is tussen 2001 en 2005 met 1 procent teruggelopen.