Opnieuw stap in verkeerde richting
Voor de meeste media was het niet interessant. Het Kamerdebat over het adopteren van buitenlandse kinderen door Nederlandse homoparen bevatte immers nauwelijks politieke spanning? Bijna de hele Kamer, minus ChristenUnie en SGP, steunt het plan om dit mogelijk te maken.
Bovendien is het wetsvoorstel slechts het logische gevolg van het in 2001 aanvaarde homohuwelijk en van de daarna genomen stap om adoptie van Nederlandse kinderen door homo’s mogelijk te maken, oordelen velen. Het wetsvoorstel van deze week knoopt slechts een paar overgebleven losse eindjes aan elkaar.Maar op die visie valt veel af te dingen. Hoezo politiek niet interessant? Zolang er een bevolkingsgroep is, hoe klein ook, die verregaande bezwaren heeft tegen het homohuwelijk en alles wat daarmee samenhangt, is dit thema wel degelijk de aandacht waard. En de gedachte dat introductie van het recht om buitenlandse kinderen te adopteren in essentie niets nieuws inhoudt, is evenmin juist.
Het ligt er namelijk maar aan hoe je het bekijkt. Wanneer in de Nederlandse situatie de ene partner van een lesbisch stel het kind van de andere partner wil adopteren, is er meestal reeds sprake van een affectieve band tussen haar en het kind. In dat geval zóú je kunnen redeneren: nu ja, laat zij dan ook maar formeel en wettelijk de ouder van het kind worden.
Maar bij adoptie van kinderen uit het buitenland door Nederlandse homoparen of lesbiennes is er nog helemaal geen sprake van een affectieve band. Die gaat nog, heel doelbewust, gecreëerd worden. Een kind wordt niet alleen uit de eigen cultuur gehaald -een zeer ingrijpend iets- maar in Nederland ook nog eens in een uitzonderingssituatie geplaatst.
Zo bezien is er bij dit wetsvoorstel wel degelijke sprake van weer een nieuwe stap op een weg die overigens al vanaf het begin een dwaalweg was, betoogde deze week SGP-Kamerlid Van der Staaij. En met recht.
De stelling dat er met dit wetsvoorstel weer een nieuwe stap wordt gezet op een weg die vanuit Bijbels gezichtspunt slecht genoemd moet worden, roept richting de ChristenUnie wel vragen op. Nee, niet in de richting van de Tweede Kamerfractie. De opstelling van woordvoerder Anker verdient slechts waardering. Tegen alle gestook en getreiter van D66-voorman Pechtold in hield hij deze week kalm overeind dat zijn partij er bij de formatie helaas niet in geslaagd was het onderhavige wetsvoorstel van tafel te krijgen, maar dat dit zijn fractie niet het recht ontnam om volgende week tegen te stemmen. Wij waren tegen en blijven tegen, aldus een onverstoorbare Anker.
Maar voor de ChristenUnie als geheel liggen hier nog wel enkele moeilijke vragen. Door deel te nemen aan dit kabinet draagt de partij wel degelijk medeverantwoordelijkheid voor het mogelijk maken van adoptie van buitenlandse kinderen door homoparen. Dat gaat zelfs zo ver dat de naam van minister Rouvoet van Jeugd en Gezin, naast die van Hirsch Ballin van Justitie, onder deze wet prijkt.
Regeren is vuile handen maken, dat mag duidelijk zijn. En dat het schier onhaalbaar was om in januari dit jaar CDA en PvdA op dit punt op de lijn van de ChristenUnie te krijgen, is eveneens helder. Christendemocraten en sociaaldemocraten beseften maar al te goed dat de CU geen vuist kon maken. Want wat betekenen die schamele acht zetels van ChristenUnie en SGP op een totaal van 150?
Maar toch… Wat waren ook alweer de condities die de belijnde GPV-voorman Schutte destijds stelde aan door christenpolitici eventueel te sluiten compromissen? „Bij een compromis moet het gaan om een stap in de goede richting, een verbetering van de bestaande situatie”, zei hij in 1999 in deze krant.
Zou een kleine stap in de verkeerde richting dan niet mogen als daarmee een grote stap in diezelfde richting werd voorkomen?, zo vroeg de interviewer. „Nee”, antwoordde de GPV’er beslist. Zou een christenpoliticus tot zoiets gedwongen worden, dan moest hij, aldus Schutte, zeggen: „Hier houdt het op.”
Het onderhavige wetsvoorstel is zonder meer een stap in de verkeerde richting. Van het voorkomen van een grotere stap in diezelfde richting is niet eens sprake.
Zat Schutte er destijds dan naast? Of mag een stap in de verkeerde richting op het ene terrein geaccepteerd worden als er op een ander terrein goede stappen worden gezet?
Dat zijn vragen die zich onmiskenbaar opdringen. Vragen die door de ChristenUnie niet genegeerd mogen worden op het moment dat zij deelname aan dit kabinet evalueert. Want zij raken het hart van de christelijke politiek.