Hulp in de sluis voor onervaren schippers
ENKHUIZEN - Gedraal bij het afmeren, geklungel met touwen, getreuzel bij het wegvaren. Voor sommige varensgasten is het passeren van een sluis een noodzakelijk kwaad. Stewards van Rijkswaterstaat gaan de komende zomermaanden een handje helpen.
Fel slaat de regen tegen de ruiten van het bedieningsgebouw van Naviduct Krabbersgat bij Enkhuizen. Een straffe zuidwesterwind veroorzaakt schuimkoppen op de golven. De controlekamer, met daarin een rits videoschermen, biedt een weids uitzicht over IJsselmeer en Markermeer.Logge tjalken varen het naviduct -een sluis in een enorme bak boven de weg- in en uit. Op een van de charterschepen zitten de in zwemvest gestoken varensgasten in een kring op het dek, kleumend en strak tegen elkaar aan.
Op de sluiskade biedt Thijmen Bartstra hulp aan. De onlangs geslaagde vwo’er is gestoken in een geel hesje en voorzien van een portofoon. Hij is verguld met zijn baan op de sluis. „Ik houd van boten en merk dat mensen het waarderen dat ik ze bijvoorbeeld wil helpen met het aanleggen.”
Rijkswaterstaat gaat minder ervaren recreatieschippers in sluizen de helpende hand bieden. Deze zomer verlenen vijftig zogeheten stewards in de sluizen van Rijkswaterstaat hand- en spandiensten. Komende maandag wordt in Lelystad het project officieel gestart. De hulptroepen wijzen bijvoorbeeld varensgasten hun plaats in de sluis en nemen touwen aan om die aan een bolder vast te leggen.
De stewards moeten zorgen voor een betere doorstroming in de sluizen, zegt hoofdsluismeester Hans van Hemert, sinds 1970 werkzaam op de sluizen van Rijkswaterstaat. Momenteel zwaait hij de scepter over het Naviduct Krabbersgat en de Houtribsluizen bij Lelystad. „Met hulp van de stewards moet het allemaal wat vlotter en vlugger gaan.”
Zeker beginnende recreatieschippers kunnen ertegen opzien om een sluis te passeren, weet Van Hemert. „Er bestaat bij sommige mensen faalangst. Dat is ook wel te begrijpen. Vooral als het hard waait, vergt het wel wat stuurmanskunst om een sluis binnen te varen. Dan is het makkelijker om met een schip van 80 meter de sluis in te varen, dan met een jacht van 10 meter. Dat kan al gauw een speelbal van de wind worden.”
Vooral bij onstuimig weer kan het een hele toer zijn om ongeschonden de sluis door te komen. Een bijzonder onstuimige hemelvaartsdag staat de hoofdsluismeester nog helder voor de geest. „Door een storm van windkracht 10, 11 trad er een verschil in waterstand op van maar liefst 1,60 meter, heel ongebruikelijk voor deze sluis. Het was alle hens aan dek. We waren blij als het lukte om een touw vast te maken aan de bolder. Tot onze schrik was de brug boven de sluisdeur een eindje omhoog gekomen, waardoor er een oneffenheid in de autoweg ontstond. Gelukkig liep dat allemaal goed af.”
Zeker in drukke tijden gaat het in de sluis zo nu en dan mis, zegt Van Hemert. „Een schip met buitenboordmotor kan bijvoorbeeld problemen hebben met de vooruit- en achteruitstand van de motor, zodat de schipper tegen een deur vaart. Ook komt het voor dat een schip aan de voorzijde wordt vastgemaakt, terwijl de wind achter op de boot staat, zodat het vaartuig dwars in de sluis komt te liggen of zelfs achterstevoren.”
Op het sluiscomplex bij Hagestein, waar Van Hemert ook heeft gewerkt, kwam het een enkele keer voor dat een schip tussen hemel en aarde kwam te hangen, doordat de schipper had verzuimd het touw bij zakkend water los te maken. Het schip viel later een centimeter of zestig naar beneden. Dergelijke incidenten leren dat varenden op hun tellen moeten passen, stelt Van Hemert. „Schippers moeten er wel van doordrongen zijn dat je je touw moet kunnen laten vieren.”
Hoewel er altijd scharrelaars blijven die „van toeten noch blazen weten”, merkt Van Hemert dat vrijetijdsschippers vergeleken met tien jaar terug beter toegerust het water op gaan. „De recreatievaart is de afgelopen jaren enorm gegroeid. Gaandeweg zijn de schippers ook meer zorg gaan besteden aan een zorgvuldige voorbereiding. Al kom je af en toe nog tegen dat iemand met een autokaart het IJsselmeer opgaat.”
Als het aan de hoofdsluismeester ligt, schaffen de waterminnaars jaarlijks een nieuwe zeekaart aan. „Bebakeningstonnen en diepten kunnen veranderen. Als je ’s nachts op de verkeerde lichten vaart, kun je behoorlijk verdwalen.”