Achttien keer een pistool op je gericht
AMSTERDAM - Hij werd tijdens een gewapende overval doodgeschoten. Zij kreeg achttien keer een wapen op zich gericht. „Zo’n ijzer is koud, hoor.”
Het aantal gewelddadige overvallen op winkels stijgt. In de eerste vijf maanden van dit jaar registreerde het Platform Detailhandel Nederland (PDN) 323 overvallen, tegen 290 in dezelfde periode vorig jaar, zo bleek gisteren. In de grote steden is de toename het sterkst.An Hartman (63) kan erover meepraten. Ruim 32 jaar staat ze achter de houten toonbank van een sigarenwinkeltje in Amsterdam. Veertien overvallen overleven zij en haar man. Bij de vijftiende overval gaat het mis. Een overvaller schiet haar man in koelen bloede neer. „Dáár, in de deuropening. Zomaar.”
Zwarte zaterdag. 6 november 1993. Halfvijf. Bijna sluitingstijd. Een tbs’er op verlof zonder begeleiding krijgt in de Molukkenstraat André Hartman in het oog. Mohammed B. (17) richt zijn vuurwapen en schiet de sigarenman zonder pardon overhoop. De dader weet te ontkomen. Drie maanden later wordt hij alsnog opgepakt.
Zijn vrouw blijft met twee kinderen achter. „Mijn leven is verwoest”, vertelt An Hartman ogenschijnlijk rustig. „De helft van mijn bestaan is er niet meer.” Ze zegt geen toekomstplannen meer te maken. „Ik weet uit ervaring dat elke dag ineens de laatste kan zijn.”
In totaal stappen in 32 jaar tijd achttien overvallers haar winkel binnen. „Ik ken inmiddels alle soorten pistolen, geweren, revolvers. Eens trok iemand een uzi uit de zijkant van zijn spijkerbroek. Onvoorstelbaar.” Volgens Hartman went het nooit om een pistool op je gericht te krijgen. „Je krijgt een halve hartstilstand. Een minuut lijkt wel een dag te duren.”
Eén keer is ze 15 minuten lang onder schot gehouden. „Mijn man zat achter het gewapend glas van ons postagentschap. Daar stond een kluis met een ingebouwde tijdvertraging. De overvaller deed de winkel dicht, gebruikte mij als schietschijf en wachtte 15 minuten af. Vreselijk.”
Het sigarenzaakje, aan het einde van de winkelstraat, is voor criminelen ideaal gesitueerd. Overvallers kunnen ongezien vier kanten uit vluchten. Toch heeft An Hartman er na de moord op haar man geen moment over gepiekerd de winkel te sluiten. „Ik moest door. Of ik moest eerst al mijn spaargeld opeten om vervolgens bij de sociale dienst mijn hand op te houden. Zo zit ik niet in elkaar.”
Bovendien weigert ze voor „dat plebs” de handdoek in de ring te gooien. „Ik sterf liever in het harnas, dan de deur dicht te doen.” Alle overvallers zijn Marokkanen, weet Hartman. „Marokkanen zijn kruimeldieven. Je leert daders herkennen, je weet waar je op moet letten.”
Rustig blijven, is haar devies bij een overval. „Iemand die een overval gaat plegen is nerveus. Hoe rustiger ik ben, hoe rustiger hij wordt.”
Sinds anderhalf jaar staat er op de stoep voor de winkel een zwenkcamera. „Ik heb jaren aangedrongen op de plaatsing van camera’s. Moedeloos word je ervan. Het mocht nooit in verband met de privacy”, zegt ze veelbetekenend.
De eerste maanden na de moord op haar man waren slopend. „Ik werd zelf verdacht”, zegt ze. „De politie deed onderzoek of ik niet misschien een hoge levensverzekering had afgesloten. Of dat ik toevallig een hoge belastingschuld had. Alles gaat overhoop.” Van het optreden van politie en justitie heeft ze inmiddels geen hoge pet meer op.
De moordenaar heeft maanden ondergedoken gezeten bij een vrouw. „Die vrouw wist wat hij had gedaan. Welke straf heeft zij gekregen?” Grimmig kijkt Hartman rond. „Je moet oppassen dat je geen hekel aan dit land krijgt.”
Toch laat ze zich niet door de reeks overvallen uit het veld slaan. „Angst heb ik niet. Als ik maar een moment angst had gehad, dan was ik hier niet meer gaan werken. Ik ben er harder door geworden. Strijdbaarder. Je krijgt een harnas om je heen.”
Hartman, hervormd opgevoed, is er niet aan toe de moordenaar van haar man te vergeven. „Wraakgevoelens kan en mag ik niet hebben. Maar ik kán het niet vergeten en vergeven. De dader ontloopt zijn straf niet. Die moet boven wel op het matje komen.”
„Als iemand de door de rechter opgelegde straf uitgezeten heeft, moet ik zwijgen. Als een veroordeelde echter zijn vrijheid pakt en dan een ernstig misdrijf pleegt, dan moet er wat gebeuren.” Over een aanpak hoeft ze geen moment na te denken. „Stuur ze naar een strafkamp.”