Joden laken haatcampagne op conferentie
De Joodse gemeenschap in Nederland is zeer verontwaardigd over de „anti-Joodse” sfeer die er heerste op de antiracismeconferentie van de Verenigde Naties (VN) in de Zuid-Afrikaanse stad Durban in september dit jaar.
Dat staat in een brief die woensdagmiddag in Den Haag aan minister Van Boxtel (Minderhedenbeleid) wordt aangeboden. De 250 ondertekenaars van de brief, zowel Joden als niet-Joden, hadden de petitie eerder willen aanbieden, maar uit piëteit met de slachtoffers van de aanslagen in Amerika hebben ze de overhandiging opgeschort tot vandaag.
De briefschrijvers geven aan dat de VN-conferentie nog steeds „grote beroering en onrust” in de Joodse gemeenschap teweegbrengt. Op de anti-racismeconferentie bedienden met name Arabische landen zich van anti-Joodse taal. „De VN-conferentie beoogde vooruitgang te boeken in de strijd tegen vreemdelingenhaat, maar ontwikkelde zich in snel tempo tot een platform voor het uitdragen van anti-Joodse standpunten en sentimenten.”
De briefschrijvers betreuren het dat twaalf Nederlandse non-gouvernementele organisaties (ngo’s) op de conferentie in Durban zich niet uitspraken tegen de anti-Joodse stemming. Sommige vertegenwoordigers hebben juist een „bijdrage geleverd aan het scheppen van een anti-Joodse sfeer.” De briefschrijvers dringen er bij het kabinet op aan een veroordeling uit te spreken over het feit dat de twaalf Nederlandse organisaties zich niet hebben gekeerd tegen de „vele antisemitische uitingen en incidenten.”
De Joodse gemeenschap waardeert het dat de ministers Van Boxtel en Van Aartsen (Buitenlandse Zaken) zich in Durban wel meteen hebben gedistantieerd van de anti-Joodse geluiden.
Zware druk
De „haatcampagne” in Durban en de gevolgen van de aanslagen in Amerika hebben een negatieve invloed op het samenleven van diverse bevolkingsgroepen in Nederland. „Het vreedzaam en respectvol samenleven van diverse etnische, religieuze en culturele groepen in Nederland komt onder zware druk te staan.” Het kabinet moet daarom „de grootst mogelijke prioriteit” geven aan de bestrijding van „vreemdelingenhaat, racisme, antisemitisme en islamfobie.”