SGP-fractie op bezoek bij tienermoeders
GOUDA - De hulpverlening aan tienermoeders krijgt een extra impuls, belooft het kabinet. Dat is hard nodig, merkte de SGP-fractie bij een bezoek aan een VBOK-opvanghuis in Gouda.
Soms lopen ze met z’n drieën met drie kinderwagens, vertelt tienermoeder Cynthia. Drie jonge moeders met hun baby’s door de winkelstraten van Gouda. Ze voelen de negatieve blikken van voorbijgangers. „Je ziet ze denken: Dat zijn vast geen goede moeders. De omgeving heeft vaak een heel slecht beeld van ons.”Cynthia woont in het VBOK-huis in Gouda, een tijdelijke verblijfplaats voor jonge zwangere vrouwen. Per jaar worden zo’n twintig tienermoeders voor een periode van maximaal negen maanden opgevangen. Inmiddels bestaat het opvanghuis al weer tien jaar. Wekelijks zorgen vijf hulpverleners en vijftien vrijwilligers voor de begeleiding. SGP-Kamerleden Van der Vlies en Van der Staaij namen er vrijdag een kijkje.
Een onverwachte zwangerschap kan veel vragen en problemen oproepen. ”Multiproblem”, noemt VBOK-manager hulpverlening Sonneveld het. „Hun problemen zijn niet met één handeling op te lossen. Tienermoeders hebben vaak te maken met een veelheid aan problemen.” Sonneveld somt een lange rij moeilijkheden op: geen geld, geen uitkering, huisvesting, geen afgeronde opleiding, psychische problemen, ruzie met de vader van het kind, met de ouders.
Cynthia beaamt de problemen. In de knusse woonkamer vertellen zij en haar medebewoonsters over hun ervaringen. Uit schaamte durfde Cynthia lange tijd niets te zeggen over haar zwangerschap. Haar omgeving reageerde niet bepaald positief. Een vriend zei: „Je verpest het leven van de vader, je moet abortus plegen.” Bij haar vader, die psychische problemen heeft, kon ze moeilijk blijven wonen. „Als hij een psychose krijgt zou hij mijn kind iets kunnen aandoen.” Haar moeder had geen extra woonruimte. Via de jeugdhulpverlening kwam ze bij het VBOK-huis in Gouda terecht.
Nu heeft ze weer wat structuur in haar leven. Cynthia toont een fotocollage met een overzicht van het strakke dagritme en de weekindeling. Vervolgens krijgen Van der Vlies en Van der Staaij een rondleiding door het huis. Elke tienermoeder of zwangere jonge vrouw heeft een eigen kamer; een bed, wieg, kast en commode, opgevrolijkt met wat foto’s aan de muur. In de nok van het huis is een gemeenschappelijke ruimte. Hier krijgen ze naailes, computerles, een cursus budgetteren, werken ze aan de interactie tussen moeder en kind, of leren ze hun sociale vaardigheden te ontwikkelen. Aan de muur hangen A4’tjes met in vilstift geschreven teksten als: „Tienermoeder zijn: omgeving heeft slecht beeld, niet serieus genomen worden.”
„En wat gaat u met al deze informatie doen?” vraagt een tienermoeder aan Van der Vlies en Van der Staaij. Ze vraagt het rustig, trefzeker ook. Uit niets blijkt haar moeilijkheden. „Zonder dit huis weet ik niet wat er van me geworden was”, zegt ze. „Wat gaat u doen?”
Van der Vlies zegt „dankbaar” te zijn voor „het inkijkje in hun privé-situatie.” Hier is nog een hele wereld te winnen, constateert hij. Het is goed dat het kabinet een extra impuls aan de hulpverlening aan tienermoeders wil geven. Hij zal zich in de Kamer blijven inzetten, belooft hij. „Fijn dat jullie kiezen voor de zwangerschap en het krijgen van het kind. Dat raakt me tot in mijn diepste zielenroerselen.”