Een maand na de dubbele moord stuitte de politie op het spoor van verdachte O. en medeverdachte S.D. Volgens de echtgenote van een van de slachtoffers had een Turkse man met de naam O. als laatste contact gehad met haar man. Op 13 maart lichtte een arrestatieteam O., een Syrische Koerd, van zijn bed in een pand in Rotterdam. In de woning vond de politie een hoeveelheid soft- en harddrugs en bovendien drie geladen vuurwapens.

O. heeft elke betrokkenheid bij de twee moorden ontkend. Ook van de aanwezigheid van drugs en wapens zegt hij niets te hebben geweten. Volgens aanklager Oldekamp blijkt in het bijzonder uit afgeluisterde telefoongesprekken dat O. dit wel wist. Voor het bezit van de wapens en de drugs eiste hij vijftien maanden cel. Medeverdachte D. hoorde eerder achttien maanden tegen zich eisen wegens dezelfde feiten.

Oldekamp zei dat justitie „er nog niet de vinger op heeft kunnen leggen wie verantwoordelijk is voor de moorden”. Tegelijkertijd heeft hij wel het gevoel dat de politie in de goede richting heeft gezocht.

O.’s advocaat B. Nooitgedagt hekelde het onderzoek van politie en justitie tegen zijn cliënt. Hij wees erop dat het gericht is geweest op een aantal mensen met de naam O. Ten onrechte zijn die er aan voorbijgegaan dat zijn cliënt van Syrisch-Koerdische afkomst is, terwijl de vrouw van een van de slachtoffers repte over een Turk die als laatste telefonisch contact had gehad met haar man. Nooitgedagt vroeg vrijspraak voor alle feiten.

De twee slachtoffers waren op de bewuste dag vermoedelijk voor een drugstransactie naar Amsterdam gekomen. De oudste werd op de avond van 12 februari neergeschoten op de Erasmusgracht. Een dag later vond de politie in de omgeving van die gracht het lijk van zijn broer, gezeten in een auto.

Uitspraak 19 september.