Banjeren langs bierflesjes en Bacardiblikjes
HARDERWIJK - Er komt geen snippertje papier aan te pas op een nationaal congres over zwerfafval, woensdag in Amersfoort. Geen papieren uitnodiging, congresmap of presentatie verschijnt er op tafel. De reden? Nederland moet schoner. Maar hoe vies is het nu werkelijk op straat? Tijd voor een steekproef in toeristenstad Harderwijk.
Winkelcentrum Stadsdennen in Harderwijk ligt er deze dinsdagmorgen rond achten stilletjes bij. De junizon kan het grijze wolkendek nog niet doorbreken. Wie goed om zich heen kijkt, ziet vooral bij de kledingcontainers van het Leger des Heils een hoop rommel liggen. Een leeg pak voor hondenbrokken, wat restanten van een maaltijd spaghetti en vier platgestampte wijnverpakkingen. Een doordringende rioollucht maakt het er ook niet aangenamer op. Een oude dame laat haar hondje uit, maar zwijgt in alle talen over het zwerfafval. „Daar is het nu te vroeg voor”, zegt ze ijzig.In het winkelcentrum loopt Jan van Ark van schoonmaakbedrijf VSP rustig achter de schrobmachine. Niemand hoeft hem te vragen of hij veel rommel tegenkomt: meer dan hem lief is. Hoofdschuddend somt Van Ark op wat hij dagelijks op de grond ziet liggen: „Chips, bierflesjes, colablikjes, kauwgom, noem maar op. Vooral na het weekend is het raak. Maar vlak ook de hondenpoep niet uit. Soms ligt dat pal voor de deuren van het winkelcentrum. In het grasveldje naast het winkelcentrum kunnen kinderen niet meer spelen. Er liggen allemaal drollen. Onbegrijpelijk.”
Ook fietsen zijn ’s avonds of in het weekend niet veilig, bromt de schoonmaker. „Hangjongeren maken die gewoon kapot. Maar er zijn niet alleen hier problemen. Ik maak ook schoon bij trappenhuizen in Ermelo. Het is werkelijk onbeschrijfelijk wat mensen naar beneden gooien: van vloerbedekking tot wasmachines. Wat mij betreft gaat de milieupolitie veel strenger controleren, vooral in de avonduren.”
Ook in de binnenstad van Harderwijk is het verre van schoon. Vooral in het park naast zorgcentrum Randmeer zijn sommige plekken haast niet van een vuilnisbelt te onderscheiden. Kapotte bierflesjes, ontelbare sigarettenpeuken en lege snoepzakjes liggen op de grond als stille getuigen van eerder bezoek. Om nog maar te zwijgen van Bacardiblikjes en flesjes van Spa, cola, ice tea of Aquarius die op, onder en naast de bankjes in het park te zien zijn. Nog geen tien stappen verder staan prullenbakken. Leeg.
„Het ligt aan de opvoeding”, weet Leender Degenkamp, terwijl hij naar ronddobberende eendjes in de vijver kijkt. „Vooral jongeren gooien alles op de grond. Als ik dat zie, vraag ik of ze dat thuis ook doen. Dan halen ze hun schouders op.”
In het centrum zitten Eibert Vos en Jan Haverkamp van de stadsreiniging met de klompen aan in een veegwagen. „Ik werk hier al achttien jaar, maar het wordt steeds erger”, zegt Vos. „Soms heb je net een rondje door de stad gereden en moet je nog even terug en dan ligt er alweer rommel op straat. Daar kan ik me echt aan ergeren.”
Iedere morgen krijgt de stad een schoonmaakbeurt, vertelt Haverkamp. „En op zaterdagmiddag van zes tot negen. We zijn elke dag met een man of acht bezig. De ergste plek is de parkeerkelder Vuldersbrink. Daar zitten vaak zwervers en hangjongeren.”
Zijn collega Vos zit instemmend te knikken. „Vorige week maandag was het ook weer raak. We waren net klaar met schoonmaken toen ik vijf schooljongens rommel op straat zag gooien. Maar als je dan vraagt of ze dat willen oprapen, kijken ze je glazig aan.”
Vos wijst naar een stil hoekje bij het oude stadhuis op de Markt. „Kijk, daar ligt een rol vloerbedekking. Hoe komt dat daar? Tegelijkertijd zeg ik: het is nog niets vergeleken met hondenpoep. Dat is hier op dit moment een groot probleem. Het ligt vaak bij lantaarnpalen. Daar kun je niet makkelijk bij met de veegwagen.”
Ook rond het Dolfinarium is het vaak een rommel, is de ervaring van het tweetal. Vos: „Vooral in de zomer liggen er vaak vieze poepluiers. Dan verschonen ouders hun kinderen buiten en laten ze de volle pampers op de parkeerplaats achter. Vooral als het warm is gaan die goed stinken.”
Toch maken de stadsreinigers ook mooie dingen mee. „Ik vond een tijd terug een paar duizend euro”, herinnert Vos zich. „Dat heb ik aan de politie gegeven. Het geld bleek van een slager uit de buurt te zijn. Die had het in zijn zak gestopt, maar daar bleek achteraf een gat in te zitten. Laatst heb ik ook een keer 50 euro gevonden.”
„Dat heb je niet verteld, Eibert”, zegt zijn collega lachend. Die haalt zijn schouders op. „Ik was toen alleen aan het vegen. Maar als we samen zijn, dan delen we het geld. Dat weet je toch?”