Minister De Boer van Verkeer en Waterstaat gaf maandagmiddag in de RAI in Amsterdam het startsein voor de verplichte kentekenregistratie van aanhangwagens. Eigenaren krijgen een jaar de tijd om dat voor elkaar te krijgen. Sinds maandag kan elke bezitter van een caravan of aanhanger op het postkantoor tegen overlegging van zijn registratiebewijs of de gegevens van zijn typeplaatje een kentekenbewijs aanvragen. Die aanvraag kost 15 euro. Vervolgens moet de eigenaar zelf voor de goede kentekenplaat zorgen via een erkende maker van kentekenplaten of via een garagebedrijf.

Aanhangers moesten tot nu toe altijd hetzelfde kenteken hebben als de auto. „Straks kan elke vrachtwagen uit het wagenpark zonder problemen met elke oplegger de weg op”, zo gaf minister De Boer een van de voordelen aan. Verkeersveiligheid, het opsporen van gestolen aanhangers, het voorkomen van fraude en een beter zicht op aansprakelijkheid zijn andere argumenten om aanhangwagens van een eigen kenteken te voorzien.

De eigen kentekening van aanhangwagens is een gevolg van internationale afspraken in het Verdrag van Wenen uit 1968. Nederland is een van de laatste landen waar dit wordt ingevoerd. Naar schatting krijgen 740.000 aanhangwagens een eigen kenteken: 395.000 caravans, 200.000 kleine aanhangwagens en 145.000 grote. Naast eigenaren van caravans zijn transporteurs de grootste groep bezitters van aanhangers.

Wie geen registratiebewijs, chassisnummer of merk kan overleggen, moet zijn eigendom eerst laten keuren bij een keuringsstation van het Centrum voor voertuigtechniek en informatie, de geprivatiseerde Rijksdienst voor het Wegverkeer (RDW).

De nieuwe kentekenplaat ziet er hetzelfde uit als die van auto’s: zwarte letters op een gele achtergrond. De eerste lettergroep op alle aanhangwagenkentekens begint met de letter W, die van opleggers met de letter O. Aanhangers die lichter zijn dan 751 kilo moeten vanaf 1 september 2003 voorzien zijn van een witte kentekenplaat met zwarte letters. Dat geldt ook voor fietsdragers.