SGP en CDA net zo pragmatisch als Groen
GOUDA - Beginselpoliticus Groen van Prinsterer (1801-1876), wars van pragmatisch denken, veranderde als Kamerlid van standpunt over christelijk onderwijs. Twee van zijn politieke erfgenamen namen elkaar woensdagavond juist op dat punt de maat.
Rechtlijnig, dat was de antirevolutionair Groen als geen ander, betoogt beleidsmedewerker D. J. H. van Dijk van de SGP-Kamerfractie op de debatavond van Goudse SGP-jongeren. „Wanneer gij, evangeliebelijder, íéts toegeeft omtrent de zuiverheid van het beginsel, zult ge tot gevolgtrekkingen aanleiding geven die gij zelf misprijst en verfoeit”, citeert hij. Groen bleef altijd vasthouden aan zijn politieke idealen, vervolgt Van Dijk, maar bleek in de praktijk wel tot koerswijzigingen in staat.Zoals op het gebied van onderwijs. Waar Groen aanvankelijk pleitte voor christelijke openbare scholen, brak hij later -gedwongen door de politieke omstandigheden- een lans voor christelijke bijzondere scholen, naast neutrale openbare scholen. Die godsdienstloze scholen waren voor Groen een noodsituatie. „Het ideaal bleef staan: Herkerstening van ons land.”
De SGP’er bespeurt hier „indringende vragen voor de nazaten van Groen.” Christenpolitici moeten niet tevreden zijn met ruimte voor eigen scholen en instellingen en louter optreden als belangenbehartigers van de eigen kring, „Het is typisch theocratisch om de hele samenleving in het oog te houden.”
CDA-Kamerlid J. M. de Vries noemt de koerswijziging van Groen op het punt van bijzonder onderwijs juist een „realistische, pragmatische benadering.” De SGP kiest in feite ook voor een pragmatische lijn, vindt De Vries, als het gaat om onderwijs. „Om opportunistische redenen stemt de SGP niet tegen subsidie voor islamitische scholen.”
De partij is bang dat het reformatorisch onderwijs anders ook in het gedrang komt, stelt de CDA’er. „Als de SGP zuiver op de graat zou zijn, zou ze voor bijzonder onderwijs moeten zijn dat niet door de overheid, maar door de ouders wordt betaald”, plaagt De Vries. „Dat zou onbetaalbaar zijn”, verweert Van Dijk zich. „Bovendien zou dan alleen het seculiere onderwijs door de overheid worden gefinancierd.”
De Vries vervolgt dat de SGP voor zijn initiatief heeft gestemd om godsdienstonderwijs, ook over de islam, te laten geven op openbare scholen. Van Dijk repliceert dat het in de praktijk meestal protestantse predikanten zijn die van de regeling gebruik maken, maar erkent dat de overheid als Gods dienares geen valse godsdiensten zou moeten subsidiëren.
De SGP’er bindt op zijn beurt de strijd aan met de CDA’er over het regeerakkoord. „Waarom helpen jullie de ChristenUnie niet tegen de aanvallen van de PvdA op de medisch-ethische thema’s en de gewetensbezwaarde trouwambtenaren? Het is oorverdovend stil bij het CDA.” De Vries laat zich niet uit het veld slaan: „Wij voelen ons thuis bij de medisch-ethische paragraaf in het regeerakkoord en zullen die voluit verdedigen.” Anderzijds, betoogt hij, „moet je wel de politieke werkelijkheid als gegeven accepteren; anders kun je geen staatsmacht dragen.”
Van Dijk hekelt verder het gemak waarmee christenpolitici soms compromissen sluiten. „Dat moet zeer doen. Het mag geen vanzelfsprekende zaak zijn dat je als christelijke partij in een kabinet verantwoordelijkheid neemt voor wetgeving die radicaal indruist tegen Gods geboden.” Als nazaat van Groen heeft de SGP, als enige christelijke niet-regeringspartij, „bij uitstek de taak de zuiverheid van Bijbelse beginselen te bewaken en te bewaren.”
De Vries betoogt dat Groen in zijn politieke loopbaan concessies deed, zonder kleurloos te worden. „Zo gaat dat ook bij coalitiepartijen.” Bovendien, grapt hij, is het CDA de échte nazaat van Groen: „Onze partijkleur is zelfs groen, in tegenstelling tot het oranje van de SGP.”